FFA2015 will take place on Tuesday, March 31, 2015.
The Forum for the Future of Agriculture has a program of activity focused on the food and environmental security agenda, across the European region. The main platform is the annual conference which takes place every spring in Brussels. This is now established as the premier meeting place for those who have a stake in the future of agriculture and has been addressed by European Commissioners, MEPs, National Government Ministers, Industry Leaders, NGOs, International Organisations, including OECD and FAO, and academics. Invitation for the FFA 2015 – the 8th Forum for the Future of Agriculture
– Phil Hogan, European Commissioner for Agriculture and Rural Development
– Karmenu Vella, European Commissioner for Environment Maritime Affairs and Fisheries
– Arun Gandhi, Grand son of Mathma Gandhi and Leader of the Total Nonviolence Alliance
– Jeremy Rifkin, Founder of the Foundation on Economic Trends and author of several books such as “The third industrial Revolution”, “the European Dream”, or “the Zero Marginal Cost Society”
Wat is het productiepotentieel van bomen in een agroforestry-perceel? In welke mate beïnvloeden de bomen gewasopbrengst en kwaliteit? Kunnen de bomen fungeren als vanggewas voor nitraat? Dragen ze bij tot het koolstofgehalte in de bodem? Om deze en andere vragen te beantwoorden en zo het potentieel van agroforestry in de Vlaamse landbouwcontext te bestuderen, werd door bovenstaande partners op 1 september 2014 het onderzoeksproject “agroforestry in Vlaanderen” gestart.
Om dit mogelijk te maken zijn wij op zoek naar praktijkpercelen die als proefveld gebruikt kunnen worden. Percelen dienen aan volgende criteria te voldoen om in aanmerking te komen:
Aanwezigheid van één of meerdere bomenrijen in of grenzend aan een akkerbouwperceel of tijdelijk grasland.
De bomen zijn minstens 5 jaar geleden aangeplant
Indien meerdere bomenrijen aanwezig dient de onderlinge afstand tussen deze rijen gelijk te zijn aan minimum 1,5 maal de boomhoogte
Bomenrij(en) bij voorkeur ongeveer Noord-Zuid georiënteerd
Indien u percelen kent, in bezit heeft of pacht die aan bovenstaande beschrijving beantwoorden en u bereid bent hierop de uitvoering van een beperkt aantal metingen toe te laten, gelieve ons dan te contacteren via Paul.Pardon@ugent.be of telefonisch op het nummer 092/72.26.76. Ook voor meer verduidelijking kunt u contact opnemen.
In ruil bieden wij u toegang tot de verzamelde informatie, en beantwoorden wij graag uw praktische vragen in verband met dit teeltsysteem.
Gelieve bij contactname reeds volgende perceelsgegevens te vermelden:
Locatie perceel (kadaster/adres)
Aanwezige boomsoort(en)
Momenteel aanwezig gewas
Geschatte hoogte en eventueel leeftijd van de bomenrij
Afstand tussen de bomenrijen indien meerdere rijen aanwezig
Met de zesde staatshervorming verschuift de bevoegdheid over de pachtwet van het federale naar het Vlaamse niveau. Boerenbond en Landelijk Vlaanderen, die respectievelijk de grondgebruikers en landeigenaars vertegenwoordigen hechten beiden veel belang aan een goedwerkende pachtwet.
Daarom gingen Boerenbond en Landelijk Vlaanderen in overleg omtrent de werking van de huidige pachtwet. Ze delen een aantal gezamenlijke bezorgdheden en voorstellen van aanpak tot verbetering van deze wet. Deze voorstellen hebben de vertegenwoordigers van beide organisaties toegelicht aan minister Joke Schauvliege, Vlaams Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw en bijgevolg bevoegd voor deze materie.
Hieronder volgt een gezamenlijk standpunt van Boerenbond en Landelijk Vlaanderen inzake de grond- en pachtwetgeving.
1. HERIJKEN CONTRACTVORMEN
Er is nood om contracten te kunnen sluiten buiten de huidige pachtverplichtingen. De idee is om de huidige pachtwet aan te vullen met een nieuw soort contract waarbij voor landbouwgronden pachtcontracten kunnen worden afgesloten die eindigen na de afgesproken termijn. Deze termijn moet minimum achttien jaar bedragen. Het contract moet worden vastgesteld bij geregistreerde overeenkomst. Deze termijn van achttien jaar is een vaste termijn die niet kan opgezegd worden. Op het einde van het contract eindigt de contractuele relatie van rechtswege. Voor het overige wordt de inhoud van het contract door de partijen vrij bepaald. De huidige regeling van de loopbaanpachten in de pachtwet blijft ongewijzigd, behalve wat de vereiste minimumduur betreft. Nu is dit 27 jaar; dit zou moeten terug gebracht worden tot 21 jaar, zodat meer landbouwbedrijven beroep kunnen doen op deze contract vorm.
2. PENSIOENBOEREN en VOORKOOP
In de praktijk is er een groot probleem bij de pensioenboeren in het geval ze hun gepachte gronden niet meer zelf effectief exploiteren. Hierdoor geraken de actieve boeren moeilijker aan pachtgronden. Het is aangewezen en conform de bedoeling van de wetgeving in zake het recht van voorkoop van de pachter, om geen recht van voorkoop meer te behouden voor gepensioneerde boeren. Tevens zou de opzeg van gepensioneerde boeren volgens art.8bis van de pachtwet vlotter moeten kunnen gebeuren.
3. FISCALITEIT: VERLAAGDE SUCCESSIERECHTEN EN SCHENKINGSRECHTEN VOOR VERPACHTE GRONDEN
Voor gronden en gebouwen die verpacht worden met een nieuw of vernieuwd pachtcontract van minimum achttien jaar, moet een verlaagd tarief gelden van drie percent voor de successierechten en de schenkingsrechten. Het geldt alleen voor goederen, verpacht onder de bepalingen van de pachtwet en niet voor andere contracten. Dit en gelijkaardige beschikkingen voor patrimoniumvennootschappen kunnen een stevige stimulans betekenen voor het verpachten van landbouwgoederen.
4. TRANSPARANTIE IN DE RELATIE
De transparantie over de rechthebbenden en het feitelijk gebruik van de landbouwgronden moet verhoogd worden; – Zo moeten eigenaars o.a. kunnen weten wie hun gronden aangeeft in de verzamelaanvraag. – Geschreven afspraken moeten sterk aangemoedigd worden onder de pachtwet. De andere overeenkomsten kunnen maar mits een geschreven contract. – Goede afspraken moeten gemaakt worden in het geval van verbintenissen tegenover derden die de mogelijke duur van de pacht kunnen overtreffen, van gezamenlijke verplichtingen of acties in het open ruimte beleid of wanneer er invloed is op de staat van de pachtgoederen bij het einde van de pachtrelatie.
5. MONITORING VAN DE SITUATIE
Boerenbond en Landelijk Vlaanderen zullen de besprekingen over de pachtwet nauwlettend opvolgen en regelmatig met elkaar de evoluties bespreken
De Landbouwrelatie – een uiteenzetting van Philippe Casier, Landelijk Vlaanderen
Inleiding
Het steunpunt “Ruimte en Wonen” publiceerde onlangs een aantal studies over de transformaties in de open ruimte. Men onderzocht onder leiding van Barbara Tempels de 5 voornaamste transformaties, zijnde de bebouwing, de residentialisering, de economische diversificatie, het toenemend privaat gebruik van de open ruimte en de open ruimte als publieke ruimte. Het vrijwaren van aaneengesloten landbouwgebieden voor de beroepslandbouw wordt daaropvolgend opgenomen als ‘quick-win’ in de voorbereiding van het Beleidsplan Ruimte. In beleidsdocumenten zijn hierover recent teksten verschenen, waaruit wij volgende passages aanhalen:
“Het vrijwaren van strategische aaneengesloten landbouwgebieden voor de professionele landbouw moet garanderen dat ruimtelijke ontwikkelingen in agrarische gebieden weloverwogen plaats vinden. De huidige wetgeving biedt mogelijkheden voor een waaier van activiteiten zoals residentialisering, vertuining en verpaarding, functiewijzigingen naar andere dan landbouwfuncties en bestendiging van zonevreemde functies. Ze komen het functioneren van de agrarische structuur niet altijd ten goede door bv. hun invloed op de grondprijzen. Er zal worden nagegaan voor welke strategisch belangrijke landbouwgebieden mogelijke beperkingen kunnen worden ingevoerd zodat het professioneel agrarisch gebruik in deze gebieden maximaal voorrang krijgt”. Of nog:
“Er treedt in Vlaanderen eveneens een zachte verstedelijking. De nieuwe functies op het platteland leiden tot ruimtelijke transformaties die in toenemende mate beslag leggen op landbouwgrond en de ruimtelijke kwaliteit onder druk zetten. De residentialisering brengt een golf van privatisering met zich mee waarbij de omliggende open ruimte wordt ingelijfd in de privésfeer, een gebruik van de open ruimte die niet meer bepaald wordt door productiebehoeften maar door leefstijlvoorkeuren. Deze zorgen voor het verdwijnen van hoogwaardige landbouwgrond. Een korttermijn actie beoogt in aaneengesloten landbouwgebieden met strategisch karakter de invloed van drukfactoren op het functioneren van de professionele landbouw af te zwakken of weg te nemen.”
Deze vaststellingen zijn juist en landbouw moet in de agrarische gebieden volwaardig uitgeoefend kunnen worden. Maar dergelijk voornemen om de stijgende grondprijzen te beheersen en beperkingen tegenover andere functies (om de landbouwbedrijfsvoering te vrijwaren) heeft belangrijke implicaties voor landeigendom en landbeheer, vooral wanneer men denkt in te grijpen met beperkingen of geboden die eventueel grondwettelijke rechten aantasten.
Het is immers opmerkelijk dat die uitspraken niet alluderen op de rechten van de wettelijke rechthouders op die gronden, de landeigenaars, die landbouw op hun gronden vrijwillig contracteren met een pacht volgens wettelijke bepalingen. Landbouwgebruik wordt blijkbaar beschouwd als een termijnloos recht van de gebruiker, dat enkel bedreigd is door ruimtelijke of sectorale beperkingen zonder aandacht voor bestaande contractuele afspraken. Dit laat veronderstellen dat eigenaars verplicht zijn pachtcontracten af te sluiten, wat het eigendomsrecht negeert.
De zachte verstedelijking en de zogezegde privatisering zijn o.a. het gevolg van de strikte regels van de pachtwet waardoor de eigenaars geen nieuwe pachtcontracten willen afsluiten. Het woord “privatisering” is trouwens niet pertinent. De studie van steunpunt “Ruimte en Wonen” omschrijft dit woord duidelijk en correct, los van de eigendomsituatie, maar dit woord wordt dan verspreid zonder dezelfde voorzorg. De gronden in de open ruimte zijn meestal in privé bezit, de landbouwvoering is een – al dan niet contractuele – privé marktactiviteit en het eigendomsrecht zijn grondwettelijk verankerd waarbij gebruikskeuzes tussen functies mogelijk zijn. “Domesticatie” van de open ruimte is daarom dan ook een betere omschrijving.
Een instrument voor de waardering van landbouwpercelen werd door ILVO ontwikkeld en een methode voor een “Landbouw Impakt Studie” (LIS) door ADLO, zodat bij projecten en plannen de gevoeligheid op landbouwvoering modelmatig kan bepaald worden maar, tot nu toe, zonder aandacht voor de pachtsituatie.
Cijfers
Het aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen vermindert jaarlijks met een 4 % en bedraagt momenteel 26.000. Gemiddeld is de oppervlakte van een bedrijf 23,6 ha en de leeftijd van de bedrijfsleiders 51 jaar. Slechts 11 % van deze met grondgebonden landbouw en ouder dan 50 jaar heeft een opvolger. Ongeveer 65 % van de landbouwgronden, voor een grondwaarde van een 12 miljard €, valt onder een of andere vorm van gebruikscontracten dit aandeel vergroot evenredig met de grootte van het bedrijf. De planologische landbouwbestemming bedraagt 788.000 ha, het RSV stelt 750.000 ha als doel en de HAG dekken 536.000 ha. Het landbouw gebruiksareaal verschilt volgens de bronnen. De recente studie “Bestemming en gebruik van landbouwgrond” van Danckaert citeert 685.000 ha, het Landbouwrapport 614.000 ha en de landbouw gebruikskaart 623.000 ha productielandbouw, waarvan telkens ongeveer 35 % graslanden. Daarbij zijn er nog 110.000 ha niet geregistreerde landbouwgronden. Die verschillen zijn deels uit te leggen door de planologische tarra en variaties in de definitie van landbouw.
Zeker is het wel dat de oppervlakte in landbouwgebruik elk jaar vermindert. De bedreiging wordt verondersteld te bestaan door 11% zonevreemde landbouw en door 27 % van het areaal met sectorale beperkingen. Nergens wordt de analyse doorgevoerd naar de contractuele ter beschikkingsstelling van gronden of pacht die de lange termijn zekerheid van de bedrijfsvoering grotendeels bepaalt. Door gebrek aan nieuwe contracten worden immers veelvrije gronden geleidelijk ontnomen aan de productieve landbouw.
Pachter en verpachter
De wettelijke basis voor de relatie tussen “eigenaar/verpachter” en “landbouwer/pachter” is de federale pachtwet.
Als de landbouwer zelf eigenaar is van zijn gronden, zij het gedeeltelijk, zal hij eigen of geleende financiële middelen aanwenden voor grondbezit door een persoonlijke afweging voor zijn investeringen en spreekt hij af, binnen de familie, voor de uitbating en zijn opvolging. Landbouwers die niet eigenaar zijn, zijn pachters. Veel ervan baten hun bedrijf uit op traditionele wijze beveiligd door de pachtwet en wensen dit zo verder te zetten in de toekomst. Vraag is welke economische toekomst verzekerd is indien zij niet ondernemend zijn en zich niet aanpassen aan de evolutie van het landbouwberoep. Velen hebben geen opvolging, hun pachtrelatie is precair en hun gronden zullen later vrijkomen van pacht. Hun bedrijf is dus gevoelig voor transformaties. Veel pachters maken wel deel uit van de landbouwers van de toekomst. Trefwoorden zijn: jong, ondernemend, geschoold, professioneel, modern, schaalvergrotend, gespecialiseerd, verbreding…
Het onderzoek over transformaties in de open ruimte houdt rekening met kleine en grootschalige landbouw, en jonge en oude uitbaters. Maar, merkwaardig genoeg, niet met de pachtrelatie.
Veel eigenaars hebben hun eigendom verkregen door erfenis en/of na verdeling. Hun aantal neemt toe en hun bezit wordt steeds kleiner door de voortdurende opdeling bij erfenis. Vaak hebben zij een beperkte kennis over de landbouwmateries of van de lokale aangelegenheden en wonen zij ver van deze gronden. Hun interesse is beperkt tot patrimoniumbeheer, het kiezen tussen alternatieve investeringen en het zoeken naar een financieel rendement. Belangrijke factoren zijn belastingen, schenking- en successierechten.
De lijm die deze eigenaars aan hun goed hecht is de sentimentele waarde, waarbij ze hun eigendom beschouwen als een strategische reserve die men enkel als allerlaatste keuze van de hand zal doen. Dit gevoel wordt tegengewerkt door het gevoel van beperkte beheersruimte en een niet competitief financieel rendement, met als gevolg het zoeken naar uitwegen die verder zullen beschreven worden.
Andere eigenaars zijn gemotiveerde landbeheerders die van generatie op generatie duurzaam beheren zodat, algemeen gezien, het overblijvend groen in Vlaanderen het gevolg is van hun permanente zorg. Hun motivatie of zelfs passie maakt dat zij nooit naar de lokroep hebben geluisterd van de financiële voordelen op korte termijn van bv. vastgoed ontwikkeling.
Tot deze groep behoren ook nieuwe eigenaars die in landelijk goed investeren en zo een lokale verankering geven aan het geld verkregen uit hun bedrijfsactiviteit. Gezien hun ondernemend profiel kunnen zij zich moeilijker inwerken in de strakke relatievormen zoals de pacht. Zij zoeken minder een zuiver financieel rendement maar zijn gemotiveerd door het ontwikkelen van een goed ingericht en beheerd ruraal eigendom. Zij zorgen voor een vernieuwende dynamische aanpak en voor een actieve markt.
Het burgerlijk recht bepaalt dat bij overlijden de bezittingen verdeeld worden tussen de erfgenamen. Bij elke generatiewissel van pachter of van verpachter ontstaat er een risicotoestand en de geleidelijke afbrokkeling van het goed of de verkoop aan een nieuwe partij met de daaraan verbonden onzekerheid. Dit risico bestaat ook intern in de uitbaterfamilie voor eigen patrimonium bij een wissel van generaties, met de al dan niet daarbij horende moeilijke onverdeeldheden en lastige verdelingen.
Eigendom van landbouwgrond is versnipperd en de gemiddelde oppervlakte is niet gekend. Naar analogie met bos kan men stellen dat een eigenaar gemiddeld een paar ha bezit. Grondbezit van meer dan 200 ha is zeldzaam in Vlaanderen. De ondernemers hierboven zorgen wel voor de heropbouw van grotere gehelen en het ontstaan van nieuwe relaties met gebruikers zoals hieronder beschreven.
Het summier economisch model
G is de prijs van een stuk vrije grond waarvoor de beheerder kiest tussen de functies Landbouw, Bos of Natuur.
G= L(e + m + g) = B(e + m + g) = N(e + m + g)
e = de economische waarde of de rendementkapitalisatie plus een speculatie op meerwaarde.
m = de maatschappelijke waarde, de waarde van de ecosysteemdiensten waarvoor de privé persoon geen prijs zal betalen maar wel soms subsidies krijgt.
g = de motivatiewaarde, de waarde die men zichzelf geeft voor het genieten van de grond, voor het beheer ervan min de last van administratie en het gevoel van betutteling.
De beheerder probeert in de oorspronkelijke functie de parameter te verhogen. Hij zal kiezen voor het meest renderende gebruik, of de maatschappij kan sturen door haar algemeen belang beter te vergoeden, of de beheerder kan een hogere motivatie vinden. Als het totaal van de drie parameters hoger is in een andere functie zal de beheerder de functie wijzigen naar die andere. Indien de overheid dwingend optreedt en de parameters wijzigt, bv. door beperkingen, dan is een kapitaalschade compenserend en dus billijk.
Deze parameters sturen het hergebruik van gronden wanneer de gronden vrij komen van pacht. Indien de bosparameters beter zijn, wordt bebossing als alternatief op landbouw overwogen. De lage pachtprijs, de kleine motivatiewaarde door de beperkingen van de pacht werken zo in het nadeel van gebruik door landbouw met de geciteerde transformaties als gevolg.
Pachtrelatie
De pachtwet valt onder de federale bevoegdheid en het landbouwbeleid onder de Europese en gewestelijke. Deze wet werd meermaals gewijzigd, aangevuld met bijkomende- en overgangswetten en samenwerkingsakkoorden tussen de federale en regionale overheden. De staatshervorming voorziet de overheveling van deze wet naar de gewesten, mogelijk in 2015.
De geest van de wet van 1969 ligt in de lijn van de principes die dateren van 1929, wanneer het economische en culturele overwicht van de verpachter domineerde, zodat de wet strikte regels voor de bescherming van de pachter voorziet. Zijvertoont eigenschappen die nu negatieve effecten hebben voor het behalen van haar eigen doelstellingen. Het voornaamste is het gebrek aan flexibiliteit zodat geen aangepast antwoord wordt gegeven aan de evoluerende omgeving.
De pachtwet heeft een dwingend karakter dat afwijkt van het gemeen huurrechten is van toepassing: “voor alle onroerende goederen die gebruikt worden voor het landbouwbedrijf. Een landbouwbedrijf is de bedrijfsmatige exploitatie van onroerende goederen met het oog op het voortbrengen van landbouwproducten die in hoofdzaak bestemd zijn voor de verkoop”. Partijen kunnen altijd vrij hun contractuele relatie bepalen maar bij geschillen kan elke partij beroep doen op de pachtwet.
Ontoereikende bepalingen
De huidige landbouw overschrijdt in ruime mate de traditionele landbouw uit de tijd van de pachtwet, zodat deze niet meer aan de moderne behoeften voldoet. Sommige “verbredings” activiteiten van landbouwbedrijven vallen niet onder de pacht. Snick en anderen, stellen dat braaklegging wel onder de pacht valt maar niet: hoevetoerisme, natuurbeheer, landschapzorg of recreatie. Alle vormen van boombeplanting of bosbouw zijn uitgesloten.
De pachter moet het landbouwrisico dragen maar hij is niet verplicht tussen te komen in het materiële productieproces. Hij kan via loonwerkers uitbaten maar niets in onderpacht geven, wat natuurlijk veel ruimte geeft voor geschillen.
Schaalvergroting vraagt aanpassing van de omvang en de functionaliteit van de gebouwen. Deze worden dan soms te belangrijk ten opzichte van de wettelijke verplichtingen van de eigenaar, die al dan niet zijn toestemming voor werken zal weigeren, indien men al zijn toestemming vraagt, wat niet verplicht is. Als hij die toelating wel geeft, ontstaan er vaak betwistingen over de imputatie tussen de partijen van de waardeverhoging. Het gebruik van de gebouwen, de gedeelde verantwoordelijkheid en de kostendekking zijn problematisch bij een generatiewissel, bij het op pensioen gaan van een gebruiker die het gebouw niet verlaat, of indien de kosten te hoog zijn.
Hoe regelen de partijen de verantwoordelijkheid bij onderhoud, wanneer dit gebeurt in combinatie met functies van de gebouwen opgenomen in het erfgoed?Advocaten en notarissen hebben een brede ervaring over de concrete knelpunten in de pachtwet en kunnen artikelsgewijs verbetervoorstellen formuleren.Structurele moeilijkheden zijn: het opzeggen van het pachtcontract voor eigen gebruik, de te bewijzen onderpacht, het inroepen van voorkooprechten bij rechtsonzekere gebruiken en de gepensioneerde pachter die rechtstreeks of onrechtstreeks verder uitbaat. Meer algemeen, de “eindeloopbaan problematiek” en/of het pensioenboeren blokkeren gronden en gebouwen ten nadele van jonge landbouwers of van de eigenaar zelf.
Financieel ontoereikend
De wettelijke geplafonneerde pachtprijzen van minder dan 1% komen niet overeen met de financiële markt en leiden tot desinteresse bij het patrimoniumbeheer, des te meer omdat de verpachter een verzekering voor de gebouwen, de onroerende voorheffing en de successierechten nog steeds moet betalen, hetgeen een landbouwer/eigenaar niet moet doen bij overdracht van zijn bedrijf. Een resolutie van het Vlaams parlement om dit aan te pakken werd nooit uitgevoerd. Enkel het geïndexeerd kadastraal inkomen moet worden aangegeven.
De stijging van de waarde van de grond speelt een dubbele rol. Enerzijds zijn er de regels van de ruimtelijke ordening die een beperking leggen op de speculatie, en het pachtcontract dat de grond in grote mate verzwaard. Anderzijds is er de druk op de grondprijzen door de transformaties, de mestwetgeving en de invloed van de agrovoedingsindustrie, die een bevoorrading willen verzekeren, wat maakt dat in de laatste 20 jaar de gemiddelde prijs van de landbouwgronden in België verdubbeld is, met een jaarlijkse toename van ca. 3,7% tot ongeveer 24.000 €/ha (enkele jaren geleden). Grondbezit is dus goed wat betreft de verhouding tussen het totale rendement/risico maar de hogere prijzen belasten het landbouwbedrijf.
Pacht of zachte onteigening?
De verpachter heeft eigenlijk een gevoel dat hij onteigend is. Waarom? Hij ziet soms de pachter Europese subsidies ontvangen die hoger zijn dan de pachtprijs om gronden niet uit te baten. Hij ziet hem rechten krijgen (toeslagrechten, quota, vergoedingen voor gebruiksbeperkingen, flankerend beleid…) die op het einde van de pacht bij de pachter blijven of door hem verkocht worden. De eigenaar blijft zonder rechten en in onzekerheid over het economisch potentieel van zijn gronden.
Hij moet toekijken hoe de wettelijke voorkooprechten van pachters aan derden worden verkocht of graslanden worden gescheurd. Hij kan niet volgen hoe de uitbating van zijn gronden van de ene naar de andere gebruiker overgaat bv. door gebruiksruil, eventuele onderpacht of onterechte aanvragen door derden, want hij krijgt geen toegang tot de databank van registraties over zijn eigen percelen. Hij stelt vast dat pacht termijnloos kan zijn, vaak meer dan 100 jaar zodat hij over enkele generaties enkel van tijd tot tijd ter plaatse is kunnen gaan wandelen, zijn pachtgeld heeft ontvangen en de belastingen heeft betaald.
Dit gevoel van feitelijke onteigening en het feit dat bij de verschillende aanpassingen van de pachtwet telkens alle mogelijke achterpoortjes werden gesloten om te vermijden dat de pachtregeling omzeild werd, zijn de bron van frequente verzuring van relaties tussen partijen en van de weigering om een nieuwe pachtrelatie aan te vangen.
Landbouwareaal voor rechtzekere landbouw?
Landbouwbestemming of landbouwareaal verzekert geen langdurig landbouwgebruik. Barbara Tempels schat de “domesticatie” op 12,5 % en de bebouwing op 13%. Meer dan 100.000 ha landbouwgebied zijn zonder registratie.
Een studie van Bomans en andere van de KUL schat het aantal paarden in Vlaanderen op 140.000, goed voor een oppervlakte van 70 à 80.000 ha, zijnde een derde van de graslanden. Sommige zijn aangegeven in de ha telling, andere niet. Vertuining wordt geschat op 25.000 ha, pensioenboeren op 60.000 ha.
Gezien eigenaars niet geïnformeerd zijn over de registraties in de databank weten zij niet dat hun vrije gronden soms onterecht door derden aangegeven worden en zo in het landbouwareaal worden opgenomen. Cultuurcontracten geven geen termijnzekerheid, alle soorten gebruiksafspraken en spitsvondige constructies met weinig rechtszekerheid zorgen voor oplopende geschillen. Aannemers nemen landbouwactiviteiten in de plaats van eigenaars of landbouwers volledig ten laste en deze laatste behouden een mooie marge, zonder evenredige risico’s.
Al die gebruikvormen worden in studies meegerekend als duurzaam gebruik. Er spelen echter meer factoren dan de planologische bestemming of de wettelijke beperkingen of zelfs de klassieke pacht bij het berekenen van oppervlaktes of van de rechtszekerheid van landbouwbedrijven. Eigendom bij de uitbater is rond de 200.000 ha. Voor de rest zorgt de contractuele dynamiek ervoor dat het lange termijn gebruik voor de landbouw enkel maar verzwakt.
Vrijkomende gronden
De pachtwet had nochtans tot doel ‘de bescherming van de landbouwer in zijn grondgebruik’. De machtsverhouding pachter/verpachter is nu omgedraaid met sterke landbouworganisaties en versnipperde verpachters. De evoluerende marktvraag, de transformaties, het gevoel van feitelijke onteigening en de lage pachtprijs maken dat gronden die vrijkomen zelden nog in pacht worden gegeven. Soms proberen de partijen precaire oplossingen te vinden zonder de juiste draagwijdte ervan te kennen en worden ze later het slachtoffer van juridische procedures. Soms laten eigenaars hun goederen beheren door professionele rentmeesters. Hierdoor ontstaat er een andere relatie waar intermediairen een professionele maximalisatie van het beheersrendement zoeken.
Betere oplossingen zijn samenwerkingsfiguren tussen eigenaars en gebruikers, landbouwvennootschappen van meer dan 27 jaar, erfpacht en recht van opstal die niet onder de pachtwet vallen. Loopbaanpacht heeft duidelijke vastgelegde termijnen, waarna de landbouwvoering niet verzekerd is.
Sommige contractanten spelen op de markt de rol van coördinatie om een evenwichtige en optimale samenwerking tussen de partijen te garanderen op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Hun doel is niet enkel een financiële optimalisatie te verzekeren maar ook terug een band tussen de eigenaar, zijn grond en de landbouwwereld te scheppen en werk ter plaatse aan derden te verschaffen met als regel een duurzame landbouw met beste praktijken. Dergelijke formule voor landbouwvoering spreekt veel eigenaars aan.
Het economisch model dicteert soms alternatieve gebruiken zoals bewoning en tuin, paarden, zachte energie, bebossing, recreatie, landschapszorg, tijdelijke natuur. Deze zijn verbredingvormen voor de eigenaar, nu domesticatie genoemd. Men kan schatten dat er jaarlijks rond 10.000 ha vrijkomt van pacht.
Driehoeksrelatie
Het pachtcontract wordt bilateraal tussen de verpachter en de pachter afgesloten naast bilaterale overeenkomsten tussen deze pachter en de overheid. Aldus mist men de voordelen van een optimalisatie door het opstellen van contractuele relaties rechtstreeks tussen de drie partijen.
De regelgeving voorziet dat de eigenaar voor een aantal handelingen zijn toestemming moet geven, bv. voor beplantingen, kleine landschapselementen, het plaatsen van windturbines, agroforestry, constructies en architectuur, toegankelijkheid, beheer van groot en klein erfgoed, landschapsonderhoud en eigenlijk voor niet door de pachtwet gedekte gevallen zoals verbreding of natuurbeheer want het goed moet, na pacht, teruggegeven worden in zijn oorspronkelijke staat. Zo worden, bv., lang termijn engagementen voor de insthandhoudingsdoelstellingen in geval van een einde van pacht onmogelijk, als de verpachter niet mede geïnformeerd en gemotiveerd is geweest.
Sommige beheerovereenkomsten zouden strikt gezien niet kunnen volgens de pachtwet maar de rechtspraak nuanceert de beperking voor nevenactiviteiten. Deze onduidelijkheid was waarschijnlijk de reden van de reglementaire meldplicht van een BO aan de eigenaar. Een soort compromis zonder effect dat trouwens niet wordt gerespecteerd. De toeslagrechten zijn gebonden aan de grond van de eigenaar maar enkel de pachter kan die activeren, wat aanvaardbaar is; maar waarom kan de stoppende pachter die verkopen? De eigenaar zou normaal die rechten in bewaring moeten krijgen zonder te activeren tot het moment wanneer een nieuwe uitbater dit doet.
De overheid laat de indruk na alle aangelegenheden in agrarische gebieden mono sectoraal te willen regelen met de landbouwsector, zoals trouwens die in de kwetsbare gebieden met de natuursector. Dit strookt niet met de multifunctionaliteit van de open ruimte, met de fysische verweving en met de rechten van de zakelijke rechthouders die mede actoren zijn. Indien in het kader van een inrichtingsproject de landbouwvoering niet meer gewenst is, wordt een wijkersregeling getroffen met de gebruiker. Dit is geen reden om, zoals nu het geval is, de eigenaar te onteigenen. Met hem kunnen beheerafspraken wel genomen worden, compatibel met het project.
Een “relatie in driehoek” tussen de overheid, de pachter en de verpachter om, complementair, een synergie te verwekken is een vernieuwend contract dat de zekerheid kan verhogen en vragen van de gemeenschap kan beantwoorden.
Ruimtelijke ordening.
Landeigenaars appreciëren het mogelijk hergebruik van leegstaande landbouwgebouwen om de socio-economische waaier in de open ruimte te verbreden mits criteria en randvoorwaarden. Landgoederen met geïntegreerde natuur, landbouw, erfgoed en recreatieve functies en nieuwe economische dragers kunnen best geïntegreerd beheerd worden met aangepaste planologische voorschriften en instrumenten.
Landeigenaars willen niet hun bos rooien in het agrarisch gebied. Zij pleiten voor een nieuwe aanpak voor bosuitbreiding want nu lukt deze niet en de aangehaalde oplossingen missen een belangrijk punt. Eerst moeten uitgebreide zoekzones bepalen waar bos gewenst is, dan een inventaris opgemaakt worden van de in de komende jaren daar uitbollende pachters. En dan kan men bij de eigenaars van die gronden aankloppen met een voorstel tot bebossing. Velen onder hen zullen aanvaarden en niemands rechten zijn hiermee geschaad.
De verpaarding kan, volgens de studie van Bomans en anderen, beschouwd worden als een autonome groei buiten de gebruikelijke regels van bipolariteit tussen landbouw en natuur, en zijn gebonden aan semi- urbane gebieden. De paardenhouders voelen zich nauwer betrokken bij sport, recreatie en natuur dan bij landbouw. Het wordt dus een complementair deel van de open ruimte.
“Ruimte voor ruimte” of “rood voor groen” regelingen (VLM) kunnen in bepaalde gevallen een oplossing bieden voor het vrijwaren van gronden aanvullend aan de grondenbank en de instrumenten van de VLM. In Nederland werd het instrument “nieuwe landgoederen” ontwikkeld dat hergebruik van functies op het platteland regelt om de vertuining op een ordentelijke manier deels op te vangen. In Vlaanderen gebeuren diezelfde ontwikkelingen op een sluikse manier door gebrek aan aanpak.
Het RSV stelt 750.000 ha voor landbouwbestemming. Dit cijfer strookt niet met de realiteit van het landbouwgebruik zijnde rond 620.000 ha waarin er nog veel onduidelijkheden en precariteit bestaan. Er is een hiaat van een 200.000 ha waar andere gebruiksvormen niet afgeschaft kunnen worden. Afbakening wil ook niet zeggen verwezenlijking. De beleidsbrief RO stelt bij AGNAS: “De werking van het coördinatieplatform C-AGNAS is een voorbeeld van hoe partnerschappen tussen de betrokken Vlaamse ministers, administraties, lokale besturen en andere stakeholders in praktijk vorm krijgen”. De beleidsbrief zegt echter niet dat belangrijke actoren zoals de bossector en de eigenaars van 650.000 ha land in dat overleg niet aan tafel gevraagd zijn en dat enkel landbouworganisaties en natuurverenigingen van tel zijn.
Hoe kan men met dergelijke aanpak de maatschappelijke vragen combineren met de nood voor multifunctionaliteit, het bewaren van landschappen en van de open ruimte voor landbouw? Gebiedsspecifieke en geïntegreerde concepten zijn nodig voor de uitdagingen gebonden aan de transformaties. Het beperken van gebruiken gaat gepaard met juridische vormen, vergoedingen en een flankerend beleid. Zo is de vergoeding voor kapitaalschade billijk, al is de betaling bij planologie een vraagteken. Zo ook krijgt een landbouwgebruiker een vergoeding bij gebruiksbeperkingen. Vraag is dan wie zal compenseren bij beperking van gebruik, opgelegd aan anderen ten voordele van de landbouwgebruikers.Ook niet alle activiteiten zijn onderworpen aan vergunningen en voorschriften, contractuele afspraken bestaan en kunnen niet zomaar beperkt worden.Grond voor landbouwvoering zal niet bevorderd worden door nog bijkomende beperkingen maar wel door een doordacht stimulerend grondbeleid.
Toekomst?
Landeigenaars onderschrijven volgende stellingen.
– Geloof in landbouw als belangrijke economische drager in de open ruimte.
– Rekening houden met de noden van een moderne en duurzame landbouwbedrijfsvoering.
– Grond bewaren voor duurzame landbouw ondanks aanspraken op de ruimte bij de transformaties.
Zij stellen zich ook vragen:
– Hoe worden de beschreven knelpunten geobjectiveerd en aangepakt in overleg?
– Hoe worden de basisrechten en de motivaties voor grondbeheer gevrijwaard?
– Zal men de bipolariteit landbouw en natuur willen overtreffen?
– Welke zijn de mogelijke nieuwe relaties tussen verpachter en pachter?
Het economisch model duidt dat de waarde van de parameters moet verhoogd worden:
– g: erkennen dat land meer is dan landbouw en natuur, landbeheerders in het beleid betrekken en motiveren,
het gevoel van onteigening bij pacht verminderen.
– m: de rol van landbeheerders in het mede verlenen van ecosysteemdiensten op hun gronden erkennen.
– e:de economische gegevens verbeteren.
Bijkomende studies zijn ondertussen wenselijk: Wat zijn de knelpunten van de pachtwet? Welke internationale benchmarking over grondgebruik? Welke kwantificering voor de bestaande eigendomsstructuur, de contractuele gebruiken en de invloed van de bankkredieten? Kan een SWOT analyse de mogelijke relaties tussen partijen onderzoeken en nieuwe pistes voorstellen?
Vijf “quick wins”:
1. Herwaarderen van de pachtprijs, al dan niet gebonden aan de landbouwinkomsten, en die terug naar een marktniveau brengen door het samenbundelen van het ondernemerschap. Misschien kan de pachtprijs gebonden worden aan specifieke terrein- of bedrijfskenmerken zoals de landbouwwaarde van het perceel dat modelmatig een “objectieve” differentiatie kan krijgen.
2. Toepassen van de resolutie van het congres van de Boerenbond van 2 december 2006 “Initiatieven om het pachten interessanter te maken zijn absoluut nodig. Via nieuwe wettelijke gebruiksformules, moet een win-win situatie voor de eigenaar en de pachter ontstaan”. Een pisteis het aanvullend afsluiten van vrije contracten voor een beperkte duur.
3. De grond-, schenking- en erfenisfiscaliteit op verpachte gronden aanpassen volgens de resolutie van 2 mei 2007 van het Vlaamse Parlement in het actieplan voor jonge landbouwers.
4. Een driehoeksrelatie tussen overheid, verpachter en pachter invoeren onder de vorm van een landbouwbeheersplan om een aantal bepalingen zoals hierboven beschreven in hun geheel te behandelen met grotere en langere doeltreffendheid o.a. voor IHD.
5. De duidelijk oneigen gebruiken en onzekerheden bij pensioenboeren en onderpacht afschaffen. Toegang verlenen aan de eigenaar tot databanken voor zijn percelen.
Een juridische vernieuwing is wenselijk
Pacht is een gevoelige materie waarover de discussie moet gekaderd worden zonder afbreuk te doen van de verworven rechten van de huidige rechtmatige en actieve pachters en rekening houdend met de nieuwe verhoudingen. De bedoeling is grond te geven aan de landbouw op een rechtszekere wijze door de knelpunten die dit beletten aan te pakken.
De pachtwet kan enkel aangepast worden na de staatshervorming en indien de politieke wil hiervoor bestaat. Niet alles in de pachtwet moet veranderen maar men kan contractuele bepalingen moderniseren en oneigen toepassingen verbieden volgens een lijst van knelpunten met respect voor de economische leefbaarheid van het bedrijf en voor de eigendomsrechten.
De rechtszekerheid van de pachtrelatie kan verhoogd worden gezien zoveel discussiepunten nu worden geregeld met soms tegenstrijdige interpretaties van auteurs, correcties van vergetelheden, rechtspraak van talloze vrederechters, arresten van het Hof van Cassatie.
Nieuwe vormen van juridisch statuut zijn erfpachten, landbouwvennootschappen of andere partnerschappen waarbij de toegevoegde waarde wordt gedeeld in functie van de risiconame en samenwerking en ondernemerschap sleutelwoorden zijn. Dergelijke initiatieven bestaan al zoals hierboven vermeld waar beheer van landbouwgronden evolueert naar een echt ondernemerschap en het ter beschikking hebben van grond niet meer automatisch is. De landbouwerondernemer heeft een meer moderne en commerciële relatie met de eigenaar.
Indien de financiële, fiscale en subsidievoorwaarden competitief zijn, kan, zoals in het buitenland en complementair aan bancaire landbouwkredieten, aan investeerders worden aangeboden ook in landelijk onroerend risicokapitaal te beleggen. De band met het specifieke goed is wel klein, maar de diversificatie groter. Men helpt de landbouwer om zijn kapitaal niet in grond te blokkeren, en de geldverschaffers om gediversifieerd in vastgoed te beleggen zonder de zorg van het individuele beheer.
Het is niet meer landeigendom maar wel landinvestering en misschien, met adequate juridische figuren zoals erfpacht, een piste voor de financiering van gronden van de gewenste grootschalige landbouwbedrijven in die betere landbouwgebieden.
Houding
Het succes van deze aanpak zal afhangen van de ontvankelijkheid van de partijen. Evolueert de eigenaar naar ondernemingschap en is hij bereid een aantal uitgangspunten te aanvaarden? Maken eigenaarorganisaties voorstellen en dragen zij bij tot overleg met landbouworganisaties en –administraties? Hoe evalueren deze de transformaties en zoeken zij mede naar oplossingen in overleg? Welk is de ingesteldheid van de landbouwers, die de sleuteldeelnemers zijn in een nieuwe dynamiek? Treedt de overheid autoritair ofwel ondersteunend op? Erkent zij de actoren? Schept zij vertrouwen? Gebruikt zij een overlegmodel? Overtreft zij de bipolariteit? Lost zij de knelpunten op?
De samenwerking tussen de partijen wordt in een nieuw daglicht geplaatst. De gezamenlijke inspanningen voor een vernieuwde relatie in een transformerende open ruimte kunnen dan in een verse kleur gezet worden.
Op 6 juni 2014 werd de Anders Wall Prijs voor bijzondere bijdragen aan het Europees platteland uitgereikt aan Christophe Lenaerts van het Domein Heihuyzen in België. De prijs, een cheque ter waarde van €15.000, werd overhandigd aan dhr. Lenaerts tijdens de Algemene Vergadering van de Friends of the Countryside in Castello di Udine in Italië.
Deze prijs wordt al meer dan 10 jaar uitgereikt door de European Landowners’ Organization en de Zweedse Anders WALL Stichting. Dit in samenwerking met de vzw Friends of the Countryside (FCS), de Koninklijke Zweedse Landbouw Academie te Stockholm en sinds kort ook met DG Millieu van de Europese Commissie. De prijs beloont de inspanningen voor het Europees platteland door middel van bescherming van het landschap, verbetering van de biodiversiteit, behoud van cultureel erfgoed en bijdragen aan de rurale economie.
De winnaar van dit jaar, Christophe Lenaerts, erfde zijn Belgisch domein van 400 hectare in 2007 van zijn vader. Met zijn achtergrond als ICT ondernemer heeft hij in minder dan 5 jaar het zwaar beschadigde bos veranderd in een actief onderhouden, winstgevend en duurzaam domein. De bosbouw die nu te zien is te Heihuyzen is het resultaat van intensieve contacten met lokale belanghebbenden, administratie en wetgevers in Vlaanderen. Het Domein ondersteunt op vandaag een hele reeks aan activiteiten waaronder opleiding, jacht en sport, scouting en vele andere. Christophe’s visie voor de toekomst is terug te vinden in zijn vastbeslotenheid om zijn ervaringen, kennis en economisch model te delen met de volgende generatie van belanghebbenden en landbeheerders. Het is zijn ambitie om Domein Heihuyzen een voorbeeldrol te geven in België en daarbuiten. Om deze uitdaging vorm te geven is hij recent aangetreden als Secretaris Generaal van vzw Landelijk Vlaanderen en is hij Vice-President van de Koninklijke Belgische Bosbouw Maatschappij geworden. De winnaar was “verheugd” en “vol van trots” om deze prijs te mogen ontvangen, samen met de aanmoediging van Pia Bucella, Directeur Natuurlijk Kapitaal van DG Milieu.
Op 25/04/2014 heeft het Vlaams Parlement het nieuwe Natuurdecreet goedgekeurd. Vlaams minister van Leefmilieu en Natuur Joke Schauvliege: “Dit is een reuzenstap in de bescherming van de natuur in Vlaanderen en geeft meer partners een gelijke armslag om aan natuurbeheer te doen.” Het nieuwe Natuurdecreet integreert natuur- en bosbeheer, snoeit de talloze plannen terug tot één beheerplan en stelt het beheer open voor iedere geïnteresseerde. Met dit decreet kunnen de 36 Instandhoudingsdoelstellingen (IHD) die de Vlaamse regering woensdag al goedkeurde, worden uitgevoerd. IHD’s zijn bijkomende oppervlaktes en kwalitatieve doelen voor Europees beschermde habitats en Europees beschermde diersoorten die Vlaanderen moet realiseren.
Het nieuwe Natuurdecreet dat de 36 instandhoudingsdoelstellingen effectief en efficiënt zal helpen realiseren, focust op het resultaat van het natuurbeheer, in de plaats van op specifieke maatregelen en wie het uitvoert. Daartoe is de regelgeving ingrijpend vereenvoudigd: de versnipperde en complexe beheerplantypes (bosbeheerplan, natuurbeheerplan, harmonisch park- en groenbeheerplan,…) met elk hun financieringssysteem zijn tot één beheerplan en één financieringssysteem teruggebracht. Bovendien worden de subsidiekanalen voor iedereen beschikbaar opengesteld onder het solidaire motto ”hetzelfde werk verdient een eenzelfde verloning”.
Vlaams minister Joke Schauvliege: “Privépersoon, terreinbeherende natuurvereniging of overheid, iedereen zal op gelijke wijze ondersteund worden. De steun wordt getoetst aan de ambitie van het ingediende geïntegreerde beheerplan dat oog moet hebben voor zowel de ecologische, de economische als de sociale functie. Dit decreet moet iedereen die op een duurzame, planmatige manier aan natuurbeheer en -behoud wil doen, aanmoedigen om mee voor de Vlaamse natuur in de bres te springen.”
Landelijk Vlaanderen is verheugd met de nieuwe situatie
De oude decreten
Het bosdecreet van 1990 werd geïnspireerd door honderd jaar multifunctioneel bosbeleid met een daarop gerichte administratie en een sterk private component. Het voerde interessante figuren in zoals beheerplan, subsidies en bosgroepen. De bossector zelf kreeg echter weinig politieke aandacht zodat de visievorming nooit werd geactiveerd, het budget miniem, de sector marginaal en de onderliggende economische functie ondergeschikt bleven.
Het natuurdecreet van 1997 werd niet evenwichtig opgevat maar wel als een figuur waarbij natuurbehoud een taak was van overheid en natuurverenigingen. Er werden overlappende planfiguren ingevoerd zoals gesubsidieerde reservaten, het VEN met voorkooprechten en de premissen van Natura 2000. De regionale landschappen werden opgericht met diverse actoren in de regelgeving aangeduid maar, eigenaardig genoeg, zonder de private landbeheerders of de bosgroepen.
Buiten de overheid was de inbreng van de actoren bipolair met natuurverenigingen en landbouw. Het effectief natuurbeheer was dit van overheid en van verenigingen met het reservaatbeheerplan en het natuurrichtplan waarin private eigenaars ook geen plaats hadden. Landbouw had de beheerovereenkomsten. Het privaat beheer bestond dus niet, wat een actieve aankooppolitiek verrechtvaardigde met uitgestrekte voorkooprechten in VEN-gebieden en rond reservaten en kwantitatieve doelen gereserveerd voor specialisten.
Met de dringende nood om het Natura 2000-beleid te activeren kwam het besef dat de medewerking van alle actoren onontbeerlijk was. Een nieuwe dynamiek initieerde de Vlaamse overleggroep en legde een kader met de intentieverklaring getekend door de minister, de administraties en de actoren. De private partners werden aangesproken, maar een lange inhaalbeweging met hermotivatie en insteek werd altijd als noodzakelijke voorwaarde gesteld om een actieve medewerking te verzekeren.
Na een overleg van enkele jaren, zijn er mooie resultaten geboekt wat betreft de voorbereidende fase van het IHD beleid. Voor de uitvoeringsfase waren grondige aanpassingen duidelijk ook nodig:
· het combineren van bos en natuur met het aanpassen van de onderliggende filosofie.
· het inschakelen van alle actoren, ook de private, met gelijke rechten.
· het herijken van de regelgeving en van de instrumenten.
De landeigenaars hebben actief medegewerkt in de overleggroep en deelgenomen aan het unaniem advies van de Minaraad na een diepgaande studie. Zij hadden de ambitie aan te tonen dat zij volwaardige medespelers kunnen zijn en dat natuurbehoud een gedeelde taak is. Als neveneffect zag men dat de deelnemers elkaar beter leerden begrijpen en consensus zochten, alleszins in het IHD-verhaal. Het resultaat is het nieuw decreet dat een evenwichtig voorstel lijkt.
Het nieuwe decreet
Het eerste deel voorziet de combinatie van bos- en natuurregels en instrumenten voor het beheer inclusief door private partijen. Dit is voor hen essentieel om nu eindelijk het natuurbeleid in vertrouwen mede uit te voeren.
Het tweede deel over IHD is het resultaat van het diepgaand gezamenlijk overleg.
De regelgeving kan er wel zijn maar de politieke actoren zullen moeten zorgen voor de nodige middelen die, zoals nu wel gekend, omvangrijk zijn in een periode van besparingen. Het is een kwestie van prioriteit en van doelmatigheid.
Het derde punt is de overheveling van de bosgroepen en de regionale landschappen naar de provincies. Dit is een moeilijke overgang juist op het moment dat die actoren sterk zullen moeten ingezet worden in het IHD-verhaal.
De toekomst
Voor de toekomst is de taak duidelijk: een geslaagde uitvoering. Wat de regelgeving en de instrumenten betreffen, betekent het nieuw decreet een grote stap vooruit maar het is nog niet volledig en coherent. De inhaalbeweging bij private beheerders verschaft hen de instrumenten. De begeleidingmoet ervoor zorgen dat zij nu aangesproken, gesensibiliseerd en gevormd worden, en dit best uit eigen rangen, om met kennis en vertrouwen hun terreinen in te schakelen. Hiervoor zal het “Aanspreekpunt privaat beheer – natuur en bos” door de koepel van de bosgroepen en Landelijk Vlaanderen dienen.
Op 13 december 2013 werden de nieuwe pachtprijzencoëfficiënten voor de vijf Vlaamse provincies gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De maximale pachtprijs wordt bekomen door de vermenigvuldiging van het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen met een pachtprijzencoëfficiënt. Deze coëfficiënt wordt driejaarlijks per landbouwstreek en per provincie vastgesteld door een provinciale pachtprijzencommissie.
De pachtprijzencommissies zijn samengesteld uit een paritaire vertegenwoordiging van pachters (landbouwers) en verpachters (eigenaars) onder het voorzitterschap en het secretariaat van ambtenaren van het Departement Landbouw en Visserij.
De voorbije weken zijn de nieuwe pachtprijzencoëfficiënten bij unanimiteit vastgesteld door de pachtprijzencommissies van de vijf Vlaamse provincies.
De vastgestelde pachtprijzencoëfficiënten gelden voor de pachten die vervallen in de loop van een periode van drie jaar die aanvangt de dag van de bekendmaking van deze coëfficiënten in het Belgisch Staatsblad. De coëfficiënten zullen op 13 december 2013 in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd.
Ten opzichte van de huidige zijn de pachtprijscöefficiënten dus fors verhoogd. In bepaalde provincies bedraagt de verhoging 10 %, maar in andere zelfs tot 25 % voor sommige landbouwstreken.
De Vlaamse regering heeft de regelgeving voor natuurbeheer drastisch vereenvoudigd en de financiering opengesteld voor iedereen die planmatig bijdraagt tot de realisatie van de natuurdoelstellingen. “We brengen focus in het beleid en zorgen dat iedere geïnteresseerde burger of vereniging die meedoet, hiervoor steun krijgt”, zegt Vlaams minister van Leefmilieu en Natuur Joke Schauvliege.
Het natuurdecreet legt vandaag andere voorwaarden en procedures op afhankelijk van de beheerder van het natuurgebied. Of het natuurbeheer in handen was van een overheid, een terreinbeherende vereniging of een private eigenaar, telkens golden andere regels. Zo was het voor private eigenaars bijvoorbeeld onmogelijk om open natuur te beheren. Dat is met het nieuwe natuurbeheerplan niet langer het geval. “We kijken niet meer naar wie iets doet, maar naar wat er gebeurt”, zegt Schauvliege.
De nieuwe regelgeving onderscheidt vier ambitieniveaus. Die hangen af van de oppervlakte die beheerd wordt in functie van een natuurstreefbeeld en de termijn waarbij het natuurbeheer gegarandeerd wordt. Type 1 is gericht op de natuur die er al is, type 2 op het bereiken van meer natuur, type 3 op het bereiken van de maximale oppervlakte natuur en type 4 gaat om een erkend natuurreservaat. Voor zo’n reservaat gaat het om de maximale oppervlakte en een engagement op heel lange termijn om natuurdoelen te realiseren.
“Wie een ambitieus natuurbeheerplan heeft, zal sterker beloond worden voor zijn investeringen”, zegt de minister. “De subsidie zal afhangen van het natuurdoel dat wordt nagestreefd. Wie kiest voor type 4 engageert zich voor de heel lange termijn. Dat opent het recht op aankoopsubsidies die dus voortaan niet exclusief voorbehouden zijn voor terreinbeherende verenigingen. Dat moet een antwoord bieden op lopende betwistingen, waarbij aankoopsubsidies als onrechtmatige staatssteun worden bestempeld.”
Deze nieuwe regelgeving integreert voortaan ook de verschillende beheerplantypes, zoals bosbeheerplan, natuurbeheerplan, harmonisch park- en groenbeheerplan, en verschillende financieringssystemen in één natuurbeheerplan en één financieringssysteem. “Bovendien wordt de weg geëffend voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen samen en in overleg met alle geïnteresseerden”, aldus Schauvliege.
Volgens haar stelt deze hervorming Vlaanderen in staat om een ambitieus natuurbeleid te voeren waarbij alle krachten worden gemobiliseerd rond duidelijk omschreven doelen. “We maken het eenvoudiger en Inmobiliaria aantrekkelijker om een bijdrage te leveren, wie je ook bent, en daar koppelen we een navenante steun aan. De bijdrage van de erkende terreinbeherende natuurverenigingen en hun vele vrijwilligers blijft daarbij uiteraard een belangrijke factor”, besluit minister Schauvliege.
In eerste instantie werden de wijzigingen aan het natuurdecreet niet zo enthousiast onthaald door Natuurpunt, de grootste met natuurvereniging van Vlaanderen. Op de vooravond van de ministerraad stuurde de organisatie een brief aan alle Vlaamse ministers. “Met dit voorstel holt Vlaanderen haar natuurbeleid uit”, stond in de brief. Natuurpunt vindt het niet kunnen dat Vlaanderen de natuur wil opsluiten in gebieden die door Europa beschermd worden via de Vogel- en Habitatrichtlijn. “Dat gaat over nog maar tien procent van de oppervlakte van Vlaanderen. Voor natuurgebieden buiten deze zones zouden nog amper middelen worden vrijgemaakt”, beweert Natuurpunt.
Na de regeringsbeslissing volgde een nieuwe, meer optimistisch gestemde reactie: “Onze gezamenlijke stem is gehoord. Er zijn nog een aantal voor ons erg belangrijke wijzigingen doorgevoerd in het decreet. We beschikken nog niet over de finale teksten zodat het nog even afwachten is om een juist oordeel te kunnen vellen.” Het dossier wordt nu voor advies overgemaakt aan de adviesraden Milieu en Natuur (MINA-raad) en Landbouw en Visserij (SALV) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV).
Door de recente hervorming van het cheap jerseys natuurdecreet beschouwt de Vlaamse overheid particulieren met een goed natuurbeheerplan als volwaardige partners in het natuurbeleid. Voordien was dat enkel weggelegd voor de erkende mobile terreinbeherende verenigingen zoals Natuurpunt. De koerswijziging in het beleid stemt eigenaarsvereniging Landelijk vragen Vlaanderen tevreden.
Landelijk Vlaanderen, de belangenvereniging van de private landeigenaars, besteedt in de jongste editie van zijn Pretty ledenblad ‘De Landeigenaar’ uitgebreid aandacht aan het nieuwe Vlaamse bos- en natuurbeleid. Bij het schrijven van het magazine was het hervormingsproces nog niet afgerond, maar ondertussen is het nieuwe natuurdecreet officieel.
Op voorstel Landgoed van bevoegd minister Joke Schauvliege heeft de Vlaamse regering eerder deze maand de regelgeving drastisch vereenvoudigd en de financiering opengesteld voor iedereen die planmatig bijdraagt tot de realisatie van de natuurdoelstellingen. De minister maakte dat zelf wereldkundig met de woorden “natuurbeheer wordt een zaak van iedereen”.
“We brengen focus in het beleid en zorgen dat iedere geïnteresseerde burger of vereniging die meedoet, hiervoor steun krijgt”, zei Schauvliege daarover. De subsidiekanalen worden voor iedereen opengesteld zodat tegenover vergelijkbare engagementen een gelijke verloning staat. Het nieuwe natuurbeheerplan kijkt niet meer naar wie iets doet maar naar wat er gebeurt, pachters en onderscheidt cheap nfl jerseys daarbij vier ambitieniveaus. Wie een ambitieus natuurbeheerplan heeft, zal sterker beloond worden.
“In wat men nu noemt ‘multifunctioneel natuurbeheer’ vinden cheap jerseys wij veel van onze zorgen en vragen terug om het private natuurbeheer te erkennen”, zegt Philippe Casier, voorzitter van Landelijk Vlaanderen. Nobilis De eigenaarsvereniging was t?t al lang vragende partij om in het beleid een plaats te geven aan allé actoren in wholesale jerseys het buitengebied. Uiteraard verwelkomt zij de nieuwe perspectieven voor privé natuurbeheer. “Natuur is niet een monopolie van de terreinbeherende verenigingen. Deze blijven uiteraard een belangrijke rol spelen, maar de hulp van anderen – waaronder de private eigenaars van bos en natuur – is ook welkom zodat overleg en taakstellingen meer in evenwicht komen.”
Casier drukt nog de hoop uit dat na deze wetsintegratie ook het overleg en de bipolaire aanpak bij andere beleidsdomeinen bijgestuurd worden zodat de actoren in het buitengebied meer complementair kunnen werken. Hij haalt zijn inspiratie uit Nederland, waar een nieuwe vereniging werd opgericht die fungeert als netwerkorganisatie voor private beheerders, natuurorganisaties en overheidsbeheerders.
bron: De Landeigenaar in Vlaanderen / eigen verslaggeving VILT