Meer en meer initiatieven worden genomen om het gebruik van ‘landwegen’ te bevorderen en om plaatselijke toeristische trajecten uit te werken. Verschillende initiatiefnemers zijn op dit gebied actief: gemeenten, provinciale toerismediensten, Regionale Landschappen en de VLM. Een vereniging met de naam ‘Trage Wegen’ vzw (www.tragewegen.be) is actief in de promotie van deze initiatieven.

Over het algemeen zijn deze initiatieven niet gebaseerd op een goed juridisch ‘kader’. Zij creëren verwachtingen bij de potentiële gebruikers die later teleurgesteld worden en frustraties bij aanpalende bewoners. De juridische grondslag van deze materie is vrij ingewikkeld zodat de betrokken eigenaars enigszins ontredderd zijn als zij met een dergelijke vraag worden geconfronteerd.

Ter herinnering: alle boswegen zijn toegankelijk voor de voetgangers onder voorbehoud van de aanwezigheid van een verbodsbord met de officiële vorm (zie punt 240).

De wet van 1841 regelt het statuut van de buurtwegen. Deze bepaalt dat elke gemeente een officiële kaart van de wegen op haar grondgebied opstelt, zowel voor openbare als voor privéwegen met openbare toegang, onder de naam van ‘Atlas der Buurtwegen’. Deze kaarten, opgesteld in het midden van de 19e eeuw en, in de loop van de jaren, door officiële wijzigingsplannen aangevuld, zijn beschikbaar in elke gemeente. Zij zijn de juridische basis waarbij elke weg wordt genummerd en met een code van eigendom en breedte wordt aangegeven. Elke eigenaar moet ‘zijn’ kaart kennen die soms aanleiding geeft tot verrassingen want velen zijn zich niet bewust van de nog vigerende erfdienstbaarheden op hun eigendom.

Een privéweg kan zijn openbaar statuut verliezen als men kan bewijzen dat niemand hem heeft kunnen gebruiken de laatste 30 jaar. Daarentegen, zelfs wanneer een weg niet op de atlas wordt vermeld, bestaat een openbare erfdienstbaarheid als men kan bewijzen dat er de laatste 30 jaar een onbetwist gebruik van toegang was.

De gemeente moet al deze ‘openbare’ wegen onderhouden, zelfs op privébedding, maar op deze laatste kan ze geen werkzaamheden uitvoeren zonder de toelating van de eigenaar. Indien de eigenaar taken die de gemeente uitvoert alsof zij eigenaar was, gedoogt, riskeert hij zijn rechten te verliezen (bv. asfalteren, openbare verlichting…).

Dit ‘buurtweg’-statuut en deze regels geven de wettelijke basis om elke problematiek of initiatief wat betreft deze landwegen te analyseren aangezien het eigendom van de bedding geen relevant element is.

Eveneens valt op te merken dat initiatiefnemers zich soms tot de landbouwer richten om een afgesproken recht van doorgang te verkrijgen ergens op zijn bedrijf. De eventuele eigenaar/verhuurder moet oplettend zijn, want enerzijds valt de bepaling van een weg niet onder de bevoegdheid van de pachter en anderzijds, krachtens de ‘30-jaar’-regel, kan een permanente erfdienstbaarheid het gevolg zijn.

De provincies hebben deze kaarten van de buurtwegen (Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant) gedigitaliseerd.
Een interessante juridische studie (zie bijlage onderaan deze pagina).
De VLM heeft een werknota (zie bijlage onderaan deze pagina) opgesteld.
Landelijk Vlaanderen heeft een commentaarnota opgesteld die haar visie hieromtrent beschrijft.

De materie van de buurtwegen wordt dus altijd door een federale wet geregeld. Er is een grote druk in de Gewesten om decretale initiatieven te nemen om de regels enigszins te moderniseren en om zo aan talrijke verzoeken naar recreatie gevolg te geven.

 

Plantrecht

Het plantrecht (531) is ontstaan uit het feit dat de landwegen vroeger eigendom waren van de aanpalende eigenaars en sinds de wet op de buurtwegen bezitten zij enkel het plantrecht tussen de weg en hun aanpalende grond. Het is trouwens een eigendomsrecht, een soort van accessorium van het eigendomsrecht op de aanpalende gronden. Men kan slechts ontzet worden (door de overheid) van dit eigendomsrecht mits een billijke schadeloosstelling.

Gezien langs de gewestwegen het plantrecht niet meer bestaat, is een vergoeding verplicht als een gemeenteweg naar het Gewest overgedragen wordt.

Aan de eigenaars van bomen waarop het plantrecht van toepassing is, wordt bij kappingen met heraanplantingen vaak voorgesteld dit plantrecht vrijwillig af te staan aan de gemeente. Door het afstaan van het plantrecht vervalt de aansprakelijkheid en de eventuele vordering tot schadevergoeding ingeval er beschadigingen aan het wegdek veroorzaakt worden door de nieuw aangeplante bomen. Als tegemoetkoming zorgt de gemeente voor het wegfrezen van de stronken en de verplichte heraanplant. De procedure tot terugkoop verloopt in een aantal stappen en wordt opgestart bij het indienen van een aanvraag voor een kapvergunning.

Bijlages: