De Afdeling ‘Duurzame Landbouwontwikkeling’ is bevoegd voor de advisering van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen in het agrarisch gebied vanuit landbouwkundig standpunt. Bij de adviesverlening dient uiteraard de Codex te worden toegepast.

Binnen dit wettelijk kader zijn er, gezien de vele complexe dossiers, nog appreciatiemogelijkheden. Om deze zo beperkt en zo uniform mogelijk te houden hanteert de Afdeling een ‘beoordelingskader’. Hierna volgen enkele principes.

Het landbouwgebied is bestemd voor professionele landbouw. Hierbij zijn ook de gebouwen en woningen van het landbouwbedrijf, zelfs nieuwe, toegelaten. Ook toegelaten zijn de activiteiten die rechtstreeks gebonden zijn aan (en nuttig zijn voor) landbouw en die in het besluit van de Vlaamse Regering van 11/04/2008 zijn opgenomen (in de bestaande gebouwen), kleine toeristische infrastructuur en elementen die de hoofdfunctie niet belemmeren, alsook de bossen (met een eigen kader). Op de bestemming agrarisch gebied kan ook een overdruk ‘bouwvrij agrarisch gebied’ voorkomen, waarop geen nieuwe gebouwen geplaatst mogen worden (op enkele kleine constructies na).

De huidige visie laat alleen toe leefbare exploitaties te ontwikkelen (bevoegde exploitant in hoofdberoep van een economisch leefbaar bedrijf) en alleen in dit geval is een woning toegestaan. Een tweede woning is slechts mogelijk als er twee leefbare bedrijven zijn die op het bedrijf zelf moeten gevestigd zijn. Een uitbreiding van de gebouwen is mogelijk in de onmiddellijke omgeving en indien absoluut noodzakelijk. Een paardenfokkerij wordt beschouwd als landbouwactiviteit en sommige paardengebonden activiteiten als landbouwgebonden activiteiten. Er moet voldoende aandacht zijn voor bedrijfsintegratie in het omliggende landschap.

Als nevenactiviteiten van een leefbaar bedrijf zijn de verkoop van hoeveproducten en logies, met een maximum van 8 kamers mogelijk. Vaste paardenboxen zijn verboden op niet bebouwde percelen. ‘Verbonden’ activiteiten zijn toegestaan onder strikte voorwaarden; een manege met horeca is bv. niet mogelijk.

Toegelaten functiewijzigingen (dus niet meer gebonden aan een landbouwactiviteit) zijn: een kantoor, 8 ‘logies’, een woning, opslagplaats, manege zonder recreatieve activiteit. Vijvers zijn toegestaan indien noodzakelijk of als zij gelegen zijn naast de gebouwen.

Voor al deze vergunningen zijn de regels van het Codex over zonevreemde gebouwen van toepassing (zie punt 120), ook voor woningen met en zonder vergunning of met meldingen.

Standpunt Landelijk Vlaanderen: De verpachter is indirect betrokken bij die stedenbouwkundige vergunningen voor de landbouw of in landbouwgebied want, na de pacht, zal hij verantwoordelijk zijn voor het vergunde gebouw. Landelijk Vlaanderen heeft gevraagd rekening te houden met:

  • de situatie van de pachtovereenkomst en de duur van de pacht. Het akkoord van de eigenaar zou ten minste moeten verplicht zijn en bij het dossier gevoegd zijn;
  • de verantwoordelijkheid van de verpachter en de pachter wat betreft de beschermde landbouwgebouwen;
  • het feit dat in landbouwgebied de eigenaar vrij blijft om de grond in pacht te geven of niet en dat privébeheer van natuur mogelijk moet blijven.

Wat de bebossing betreft (volgens het veldwetboek), waren de verplichte adviezen van de landbouwadministratie tot nu toe vaak negatief. Een nieuw kader wordt besproken om de adviezen voor eenvoudige gevallen principieel positiever te maken.