Aandachtspunten bij de opmaak van uw natuurbeheerplan

Auteur: Valérie Vandenabeele, Sr. Project Manager Natura 2000 & Policy Officer, Aanspreekpunt Privaat Beheer – Natuur en Bos & Hubertus Vereniging Vlaanderen

De eerste verkenningsnota’s voor natuurbeheerplannen en geïntegreerde beheerplannen (met combinatie erfgoed) zijn intussen opgemaakt en steeds meer private eigenaars vinden hun weg naar onze kantoren met vragen rond hun nieuwe natuurbeheerplan. Deze eerste ‘praktijk’ ervaringen leren ons wat nog niet helemaal duidelijk is en waar eigenaars aandachtig moeten voor zijn. We trachten hierbij enkele vaak gestelde vragen te beantwoorden.

Samenwerken met ANB of Natuurpunt

Steeds vaker worden private eigenaars benaderd door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) of door Natuurpunt met de vraag een gezamenlijk natuurbeheerplan op te stellen. Het voordeel is dat de private eigenaar zich niet veel hoeft aan te trekken van de opmaak van het natuurbeheerplan. Het nadeel is dat eigenaars zich overdonderd voelen door het verschil in ervaring en kennisniveau van hun partner. Privé-eigenaars krijgen de positieve aspecten te horen, maar ANB en Natuurpunt wijzen hun niet op de mogelijkheden en nadelen om in het natuurbeheerplan te stappen.

Vanuit het APB-NB trachten wij daarom alvast met ANB te kijken hoe private eigenaars beter geïnformeerd kunnen worden. Wie lid is van Landelijk Vlaanderen of een bosgroep, kan natuurlijk steeds daar terecht voor ondersteuning.

Het is belangrijk dat de private eigenaar die in een gezamenlijk beheerplan met een overheid of Natuurpunt stapt beseft dat zijn partner een andere motivatie heeft om samen in een natuurbeheerplan te stappen. Men wil zo snel mogelijk zoveel mogelijk natuur realiseren, men wil aantonen dat partnerschappen mogelijk zijn, men wil type 4’s creëren voor het aankopen van meer gronden enz. Hoewel er op zich geen probleem is met deze doelstellingen, komen ze niet altijd overeen met de initiële incentives voor private eigenaars. Het gevaar is bijgevolg dat men weliswaar hetzelfde doel voor ogen heeft, maar de weg er naartoe voor de meeste private eigenaars met andere accenten wordt ingevuld in vergelijking met de overheid of terreinbeherende vereniging.

Bosgroepen initiëren trouwens ook beheerplannen in hun werkingsgebied en dit verloopt beter wantbosgroepen zijn juist daar om private beheerders te helpen en de doelstellingen zijn er veel coherenter en multifunctioneler.

Belangrijk is dat de opmaak van een beheerplan vrijwillig is en de beheerder, zelfs in samenwerking,‘baas’ blijft van zijn plan. Hij mag dus geen blanco check geven en kan zijn beheersvisie opstellen voor zijn gronden (wel met open geest in het kader van samenwerking).

We gaan in de volgende hoofdstukken dieper in op enkele aandachtspunten.

U kunt ook subsidies krijgen voor aankoop

Een van de opvallendste stappen naar een gelijkberechtiging voor private natuureigenaars is het feit dat de aankoopsubsidies nu ook toegankelijk zijn voor private eigenaars. Dit is een interessant instrument voor bv. eigendommen die versnipperd werden voor onverdeeldheid. Vroeger hadden natuurverenigingen een exclusief voorbehoud op deze subsidies. Vandaag kunt u als eigenaar de stukken van uw broer, zus, buur… aankopen met aankoopsubsidies. Vb. voor een perceel van € 35.000 kunt u zo een subsidie van € 24.000 krijgen. U hoeft dan nog maar € 11.000 uit uw eigen vermogen of via andere sponsoring bij te leggen.

Opgelet: om een aankoopsubsidie te verkrijgen dient men reeds een goedgekeurd natuurbeheerplan te hebben met type 4 natuur. En de grond die men dan wil aankopen mag nog niet in een natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 opgenomen zijn! Hier dient u dus wel rekening mee te houden als u met uw broer, zus of buur een natuurbeheerplan opmaakt, met het oog op het bekomen van aankoopsubsidies!

Neem ik mijn landbouwgronden op in een natuurbeheerplan?

Financieel gezien is dit wellicht niet de beste keuze.

Wanneer men op landbouwgronden habitats of biotopen wil inrichten, kan men hier evengoed subsidies voor krijgen. In de feiten betekent dit evenwel een waardedaling van de grond, want die natuur mag dan niet meer weg. In Nederland is voor deze situaties een instrument planschade uitgewerkt, bij ons niet. Om toch gebruikte kunnen maken van een planschaderegeling moet eerst een  bestemmingswijziging gerealiseerd worden (via bv. een ruimtelijk uitvoeringsplan). Dan kan het instrument planschade wel gebruikt worden.

Ook kan men door een landbouwgrond in een natuurbeheerplan op te nemen diverse landbouwsubsidies mislopen, die niet gecumuleerd mogen worden. Het kan daarom interessanter zijnde landbouwgrond niet formeel op te nemen in het natuurbeheerplan voor het bekomen van natuursubsidies, maar voor de landbouwgrond landbouwsubsidies voor vergroening aan te vragen, bv. beheerovereenkomsten zoals aangeboden door de Vlaamse Land Maatschappij (VLM).

Combinatie erfgoed

Heeft u daarentegen een beschermd erfgoed (vastgelegd bij ministerieel besluit), dan kan men subsidies cumuleren, maar nooit meer dan 100%. Daartoe wordt een geïntegreerd beheerplan opgemaakt. In de praktijk kiest u tussen de procedure van ANB of AOE (Agentschap Onroerend Erfgoed) voor de opmaak; waarna een formulier wordt toegevoegd die voor het andere agentschap verduidelijkt welk deel van het geïntegreerd beheerplan met welk hoofdstuk uit de procedure of regels van het andere agentschap overeen komen.

Minimale oppervlakte

Hoewel sommige eigenaars verkiezen om alleen een natuurbeheerplan op te maken, zijn anderen misschien genoodzaakt om dit in samenwerking te doen. Weet dat per type habitat men over een minimale hoeveelheid oppervlakte moet beschikken, om een natuurbeheerplan type 2 of hoger voor te stellen.

Voor een beheerplan met uitsluitend bos, dient men minstens over 10 ha bos te beschikken. Voor struwelen, soortenrijke permanente graslanden, heiden, hoogveen, slikken,schorren, strand en duinen dient men min. 5 ha in te richten. Voor stilstaand water, moeras, halfnatuurlijke graslanden, ruigten en pioniervegetatie heeft men met 0,5 ha habitat voldoende.

Wanneer meerdere types gecombineerd worden, volstaat het voor een van deze habitats de minimale oppervlakte te halen. Dus een habitatwaardig bos van 3 ha met een habitatwaardige vijver (complex) van 0,5 ha is voldoende om een beheerplan type 2 of hoger op te maken.

Minimale toegankelijkheid

De oude regeling voor bosbeheerplannen voorzag een principiële toegankelijkheid voor voetgangers op alle boswegen, indien de eigenaar geen specifiek verbodsbord plaatste. De nieuwe regelgeving versoepelt dit naar een minimale toegankelijkheid. Het terrein mag niet absoluut afgesloten worden en de eigenaar kan kiezen voor een zekere toegankelijkheid onder zijn controle. Dit kan zijn dat men minstens een keer per jaar een deel van het gebied dient open te stellen voor een groep mensen.Men kan zich dus beperken tot een keer per jaar een geleide wandeling te organiseren of ergens een wandellus afbakenen. Deze toegankelijkheid wordt opgenomen in het beheerplan.

Jacht verboden in type 4?

Het oude natuurdecreet vermeldde een passage die het doden van dieren, net als het plukken van planten, verbood in reservaten (nu type 4). Men moest daarop vervolgens expliciet een afwijking aanvragen om jacht toe te laten.

In het nieuwe natuurdecreet is dit opgelost in de criteria geïntegreerd natuurbeheer, die de oude criteria duurzaam bosbeheer vervangen. In het luik van de economische activiteiten van het beheerplan dient louter de jacht (als vermarktbaar natuurproduct) vermeld te worden. Hetzelfde geldt voor visvangst, vruchten plukken of rapen enz.

Omzetting bosbeheerplan naar natuurbeheerplan

Door de wetswijziging van 9 mei 2014 zullen de oude bosbeheerplannen omgezet moeten worden naar natuurbeheerplannen. Het ANB voorziet daartoe een evaluatie. Beheerders zullen een brief krijgen met melding wat gewijzigd dient te worden. Een recente wetswijziging voorziet daarbij de mogelijkheid om het beheerplan aan te passen en opnieuw te laten lopen voor 24 jaar. Let daarbij op, want het is financieel interessanter om het beheerplan te laten aflopen en een nieuwe beheerplan op te stellen. Voor een ‘nieuw beheerplan’ krijgt men immers zowel de subsidies opstellen beheerplan als de subsidies oppervlakte natuurstreefbeeld. Om een beheerplan ‘aan te passen’ krijgt men enkel de subsidie oppervlaktenatuurstreefbeeld.

Voor- en nadelen natuurbeheerplan

Er zijn verschillende redenen om te overwegen in een natuurbeheerplan te stappen. Veel hangt af van de persoonlijke omstandigheden en wensen.

Grosso modo heeft de opmaak van een natuurbeheerplan het voordeel dat men subsidies kan bekomen voor natuurbeheer. Vergunningsplichtige activiteiten, opgenomen in het natuurbeheerplan,zoals kapmachtigingen of reliëfwijzigingen, moeten niet langer aangevraagd worden. Dit leidt tot een administratieve vereenvoudiging voor de beheerder.Daarenboven is er ook een fiscale regeling voor schenkings- en successierechten.

De voornaamste nadelen draaien wellicht rond privacy en stand still. Het beheerplan dient te worden onderworpen aan een openbaar onderzoek, wat iedereen inzage geeft in het beheer. Anderzijds is men gebonden aan een stand still, wat wil zeggen dat op papier duidelijk beschreven staat wat de natuurwaarde is. Deze mag naar de toekomst niet vernietigd worden. Maar dit laatste is ook geldig wanneer men geen beheerplan heeft.

Het grote voordeel blijft dat dergelijk plan je als beheerder aanmoedigt om na te denken over jouw beheer, over jouw doelstellingen en die van jouw nakomelingen. Bij het initiëren van het plan komt men misschien in contact met tot nu toe ongekende buren en kan men gebiedsafspraken maken en zijn omgeving beter kennen. Men wordt ook erkend door de gemeente die het privaat beheer beter begrijpt en waardeert. Men maakt ook kennis met de bosgroep en zijn mogelijke diensten en met de mensen van ANB met wie nuttig dialoog kan gehouden worden. Zo is de drempelvrees overheid/beheerder vlug overwonnen en waarom niet met een pint in de hand…


 

Comments are closed.