Landbeheer wordt geconfronteerd met de fundamentele wisselwerking en het evenwicht tussen de voedselproductie (groeiend gebrek aan cultuurgronden en hogere vraag door een verhoogde levensstijl) en de milieukwaliteit (verlies aan biodiversiteit, degradatie van de water-, lucht- en grondkwaliteit, daling van landschapsbeheer en toename van koolstofproductie). Beide leiden tot onzekerheid voor voedsel en onvoldoende zorg voor het milieu. Die tradeoff is niet geregeld door de markt, zodat er een kloof ontstaat (marktinefficiëntie) tussen de groeiende verwachtingen en noden van de maatschappij en de zuiver economische parameters.

Een element van de oplossing is het bepalen van ‘ecosysteemdiensten’. Dit zijn diensten die de ‘ecosystemen’ leveren aan de maatschappij, complementair met de productie van klassieke economische goederen en die op een of andere manier vermarkt kunnen worden.

 

In de ecologie is een ‘ecosysteem’: ‘een geheel gevormd door een dynamische en complexe combinatie van levende wezens (planten, dieren, micro-organismen) en hun natuurlijke omgeving (biotoop). De elementen van een ecosysteem ontwikkelen een wisselwerking van energie en materie die het behoud en de ontwikkeling van het leven mogelijk maakt. In een ecosysteem is de rol van de bodem enerzijds het leveren van een diversiteit aan habitats en anderzijds het dienen als accumulator, transformator en transfermidden voor water en andere producten’.

Ecosystemen leveren 4 types diensten.

  • de goederen zelf: voedsel, water, hout, biomassa, brand- en grondstoffen, enz.;
  • de regulerende diensten: klimaat en regen, waterpeil, afval, pollinisatie, ziekteverspreiding, enz.;
  • de culturele diensten: schoonheid, inspiratie, recreatie, geestelijk welzijn, enz.;
  • de ondersteunende diensten: bodemvorming, fotosynthese, voedselcycli, enz.

Die diensten zijn gevraagd door de maatschappij en sommigen worden geleverd door landbeheer, maar zijn niet verrekend in de economische markten. Een regulering door de overheid kan een waarde vastleggen en de lasten verdelen tussen de ‘producent’, de ‘gebruiker’ of de ‘gemeenschap’.

De problemen zijn, onder andere:

  • het kwantificeren en modelleren van de niet economische milieuparameters. Verschillende waarderingstechnieken (onder andere bij het initiatief van de Europese Commissie in het kader van TEEB) zijn al ontwikkeld maar het blijft complex. Een basisgegeven is de kost van het ‘niets doen’ of van de alternatieven;
  • het inventariseren, monitoren en evalueren van de diensten en hun effecten; het bepalen van nieuwe instrumenten, wie de prijs zal betalen en hoe (via taxen, subsidies, regulering, nieuwe markten, enz.);
  • de financiering en de regelgeving.

De invoering van die concepten is essentieel voor het toekomstige landbeheer en zal de ware relatie tussen producent/consument, eigen productie/import, rol eigenaar/pachter, intensiviteit/extensiviteit, landbouw/natuur, privé/publiek in het licht stellen.

 

Gezien het belang voor het toekomstige Europese landbouwbeleid en het budget, wordt in betrokken kringen getracht om hieromtrent de juiste probleemstelling te formuleren met elementen van antwoorden. De Europese organisatie van landbeheerders, ‘ELO’ (‘European Landowners Organization’), is sinds lang actief rond dit thema. Haar stichting ‘RISE’ (‘Rural Investment Support for Europe’) heeft een task force aangesteld en een publicatie uitgegeven onder de naam ‘Public goods from private land’ (762) of ‘hoe een markt voor milieudiensten kan ontstaan waarbij, naast de overheid, private partners de kloof kunnen helpen dichten’.