Het bosdecreet noemt een ontbossing: ‘iedere handeling waardoor een bos geheel of gedeeltelijk verdwijnt en de grond een andere bestemming of gebruik krijgt.’

Voor ontbossing gelden de regels van de Codex en daarom is een stedenbouwkundige vergunning vereist met het advies van ANB. Geen vergunning is nodig.

  • in de Vlaamse of erkende natuurreservaten waar slechts een voorafgaande eenvoudige melding aan het ANB vereist is, als de ontbossing voorzien is in het goedgekeurde natuurbeheerplan;
  • voor houtachtige privébeplantingen in agrarisch gebied, binnen de 22 jaar na de aanplanting of 3 jaar na de laatste exploitatie, mits melding.

In de praktijk bestaat er soms verwarring tussen de vergunde kappingen in het bos en een ontbossing. Via een kapmachtiging kan nooit een ontbossing worden vergund en een machtiging voor een kaalslag of een beheerplan legt steeds de herbebossing op. Het verschil tussen een ontbossing en een kaalslag is dat bij een ontbossing een andere bestemming of gebruik aan de grond wordt gegeven.

Een ontbossing is in principe verboden onder voorbehoud van volgende afwijkingen:

  • met het oog op werken van algemeen belang;
  • in woongebied of industriegebied in de ruime zin;
  • voor de uitvoerbare delen in een niet-vervallen vergunde verkaveling.

Buiten deze afwijkingen kan de bevoegde minister, op individueel en gemotiveerd verzoek, ontheffing van het verbod tot ontbossing verlenen. Deze ontheffing wordt aangevraagd bij ANB en moet ontvangen zijn vóór de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning die bij de gemeente ingediend wordt.

Bij aanvragen voor ontbossing voor beschermde monumenten, in landschappen of in beschermde stads- en dorpsgezichten moet advies ingewonnen worden bij het Agentschap ‘Ruimte en erfgoed’; in parken en bossen bij het ANB in landbouwgebieden bij de Afdeling ‘Duurzame Landbouw’. Deze adviezen zijn niet bindend voor de gemeente.

Tussen 1999 en 2009 werd 879 ha ontbost.