Onze voorzitter, Christophe Lenaerts, gaf op dinsdag 10 december een toespraak tijdens de ‘Studiedag gemeentewegen: Raak de (gemeente)weg niet kwijt!’. Lees hieronder de standpunten van Landelijk Vlaanderen inzake het Decreet Gemeentewegen:
Historisch kan men grosso modo twee grote maatschappijsystemen onderscheiden. Van het eerste vormen de contractsvrijheid en het eigendomsrecht de basis, in het tweede wordt individuele eigendom vervangen door collectieve eigendom. Het komt er in dat systeem op neer dat wat u ook doet, welke inspanning u ook levert, uw eigendomsstatus hetzelfde blijft: u had niks, u heeft niks en u zal niks hebben.
In 1831 heeft België zich ingeschreven in het eerste systeem. De bescherming van het eigendomsrecht werd, toen nog in artikel 11, grondwettelijk verankerd. Voor het geval de overheid tot onteigening wilde overgaan werd er op 17 april 1835 een wet uitgevaardigd waarin zeer gedetailleerd de procedure werd uitgetekend. Die procedure was gesteund op het principe van gelijke wapenen. De eigenaar en de overheid beschikten theoretisch over dezelfde procedurele middelen: wie in het ongelijk was gesteld, kon tegen die rechterlijke beslissing bij een hogere rechter beroep aantekenen.
Dat procedureel evenwicht heeft 127 jaar standgehouden. Op 26 juli 1962 kwam er een einde aan de wet betreffende de onteigening ten algemenen nutte en de concessies voor de bouw van de autosnelwegen en de wet van dezelfde datum betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte.
U ziet het dames en heren, we blijven in dezelfde sfeer: die van de mobiliteit. Omdat er in die tijd volgens de regering dringend autostrades moesten worden aangelegd (en nog zonder beperking van snelheid, van alcohol verbruik en zonder rijbewijs – die toen werden gezien als teken van beschaving en vooruitgang), werd de procedurele verhouding tussen eigenaar en overheid scheefgetrokken.
Over de onteigening werd van dan af veelal in één aanleg beslist en als de eigenaar in het ongelijk werd gesteld, kon hij geen beroep aantekenen. Dat alles werd verantwoord uit naam van de hoogdringendheid. Er was zoveel haast mee gemoeid; die snelwegen moesten zo snel kunnen worden aangelegd; dat één van de hoekstenen van het gerechtelijk procesrecht, met name de gelijke wapenen, werd afgeschaft. Volgens het Arbitrage hof toen nog, was dat allemaal geen probleem.
Die afschaffing heeft, althans voor wat betreft Vlaanderen, meer dan een halve eeuw standgehouden namelijk tot 1 januari 2018. Op die dag is het Vlaams Onteigeningsdecreet in werking getreden waarmee de Vlaamse decreetgever, op basis van een voorstel uit 2011, de procespositie van de eigenaar terug heeft hersteld: elke in het ongelijk gestelde partij kan sedertdien beroep aantekenen tegen de uitspraak van de eerste onteigeningsrechter.
Als we over onteigening spreken, lag er in Nederland (volgens Wikipedia toch nog altijd een parlementaire democratie) enkele jaren geleden een voorstel op tafel om de tussenkomst van de rechter in onteigeningszaken te schrappen: de overheid zou autonoom en exclusief over de onteigening kunnen beslissen… Dat voorstel heeft het uiteraard niet gehaald.
Deze geschiedenis toont twee zaken aan: voor de overheid is mobiliteit van belang, en mobiliteit is van belang – laat daarover geen twijfel bestaan. En de bescherming van het eigendomsrecht is maar mogelijk als ook de regels van de scheiding der machten worden gerespecteerd: de overheid moet kunnen worden gecontroleerd door de rechter. Systemen die die mogelijkheid van toezicht op de uitoefening van de macht niet kennen, brengen – althans volgens Montesquieu – individuele vrijheden en rechten in het gedrang.
” Dames en heren goede middag,
Mijn naam is Christophe Lenaerts,
Ik sta hier voor u als voorzitter van de VZW Landelijk Vlaanderen, vereniging van land-, bos en natuureigenaars.
In onze statuten zal u lezen dat deze vereniging ijvert voor de belangen van het platteland en de natuur in het algemeen in Vlaanderen; ze behartigt in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van al haar leden in verband met hun zakelijke rechten op onroerende goederen in het platteland in de ruimste betekenis van het woord, hierin begrepen gebouwen, landbouwgronden, bossen, parken, vijvers, natuur en andere landelijke gebieden. Ik ga daar geen doekjes om winden, ik sta hier uiteraard als verdediger van het eigendomsrecht, maar dat had u natuurlijk al wel begrepen. En om er even een cijfer op te kleven: Landelijk Vlaanderen vertegenwoordigt de belangen van mensen die 650.000 hectare in Vlaanderen, dit is meer dan 60% van de open ruimte in Vlaanderen, bezitten en hierop de belastingen betalen. Vlaanderen is liefst 1.352.200 hectaren!
Nu kan je in elke samenleving breuklijnen of tegenstellingen ontwaren en rond het eigendomsrecht is dat niet anders.
Enerzijds is er een opvatting die stelt dat alle eigendom in oorsprong van de staat was en dat het eigendomsrecht maar moet worden gezien als een theoretische fictie, niet meer dan een tijdelijk gebruiksrecht. Als de staat haar eigendom terug wil, zijn er in die opvatting weinig plichtplegingen aan verbonden en moet ze zelfs geen vergoeding betalen.
Anderzijds is er de opvatting dat eigendomsrecht een hoeksteen vormt van de samenleving en van persoonlijke ontwikkeling.
Enerzijds zijn er pachters, anderzijds zijn er verpachters.
Enerzijds huurders, anderzijds verhuurders.
Er is ook lang de tegenstelling gehuldigd tussen natuur en landbouw.
Vandaag gaat het over de (misschien slechts schijnbare) tegenstelling tussen enerzijds recreanten/gebruikers en anderzijds eigenaars.
Nu kan men in tegenstellingen denken, maar ook in wat ons verbindt. De open ruimte bijvoorbeeld, of natuurbescherming, of het vinden van een evenwicht tussen landbouw en ecologie – of beter: klimaat. Maar dit geheel ter zijde.
En dan kom ik tot dat Vlaams Decreet Gemeentewegen van 3 mei 2019.
Wij denken, wij vrezen, dat de vorige Vlaamse Regering hiermee toch al te eenzijdig de kaart heeft getrokken van de recreanten, de wandelaars (met of zonder honden), de fietsers en even al te eenzijdig te weinig rekening heeft gehouden met de positie van de eigenaar.
U heeft het vandaag al vernomen.
Tot 1 september 2019 kon, ja, moest elk geschil over het gebruik van wegen worden voorgelegd aan de rechter, in het bijzonder aan de vrederechter en in beroep aan de rechtbank van eerste aanleg. Inderdaad, zo’n procedures konden lang duren en inderdaad, die procedures gingen gepaard met soms complexe bewijsvoering: oude kaarten, plannen, briefwisseling, foto’s, mondelingen of schriftelijke getuigenverklaringen en lange pleidooien.
Maar, dat is nu eenmaal eigen aan de rechtsstaat: partijen kunnen hun bewijs en hun verdediging organiseren en de rechter zal er over oordelen. En als het bewijs niet helder was kwam de rechter ook zelf ter plaatse kijken: niet alleen een blijk van nauwgezetheid maar ook van betrokkenheid. Ik weet niet of het correct is te stellen dat er in die rechtspraak geen lijn te trekken viel. Ik ben het daarmee in elk geval niet eens. Er was inderdaad veel variatie in de rechtspraak, maar dat betekent niet dat deze rechtspraak in de kern een gebrek aan consistentie vertoonde. Elke situatie is immers feitelijk en historisch anders, voor elk geschil kan ander bewijsmateriaal worden voorgelegd en het is alleen maar op basis van dat bewijsmateriaal dat de rechter kan oordelen.
Dat procedures lang kunnen duren en inderdaad veel geld kunnen kosten is nu eenmaal inherent aan de rechtsstaat. Maar, dat het systeem niet perfect functioneert is natuurlijk geen reden om het af te schaffen. Geen enkel menselijk systeem is perfect en gelukkig hoeft het dat ook niet te zijn.
En toch is het dat wat de Vlaamse decreetgever op 3 mei 2019 heeft gedaan: het systeem van rechterlijke toetsing bij geschillen over wegen af te schaffen. We gaan van een democratische rechtstaat naar wat in Europa al 20 jaar verdwenen is: een centraal gevoerd communistisch regime.
Als u mij toestaat citeer ik even uit de Parlementaire Voorbereiding:
“Een van de huidige problemen is de ellenlange juridische procedure voor het afsluiten en het verval van buurtwegen door langdurig (dertig jaar) niet-gebruik, vooral in landelijke gebieden. Als buurtwegen van de ene op de andere dag onrechtmatig worden afgesloten, kunnen gemeentebesturen op dit ogenblik vaak pas na rechterlijke procedures obstakels verwijderen en de weg opnieuw openstellen. Het is daarom belangrijk dat de gemeenten de mogelijkheid hebben om onmiddellijk op te treden om de doorgang van een bepaalde weg te vrijwaren. Gemeentewegen hebben namelijk een openbaar en publiek karakter. Een principieel verbod om gemeentewegen in te nemen, maakt dan ook deel uit van dit voorstel van decreet.”
Ik denk dat de decreetgever zich op twee punten vergist. Als er echt een probleem is van mobiliteit, staat voor iedereen, ook voor de lokale overheid, het kort geding open. Los daarvan geldt er nu al overal een verbod om openbare wegen in te nemen.
Verder staat in de Parlementaire Voorbereiding te lezen wat volgt:
“In Vlaanderen bestaat een lange traditie om het herstel van schade uit wetsinbreuken volledig via gerechtelijke weg af te handelen, ook als de veroorzaakte schade 34 1847 (2018-2019) – Nr. 1 Vlaams Parlement de krenking van publieke belangen betreft. Meestal blijft de bevoegdheid van het bestuur tot het nemen van uitvoerbare beslissingen beperkt tot het geven van een preventief stakingsbevel, waarbij geprobeerd wordt om extra schade te vermijden door de wederrechtelijke handeling te doen stoppen en de toestand te bevriezen. Bij de vrijwaring van openbaar domein is het snel ondernemen van herstelacties echter essentieel, terwijl de ervaring leert dat een procedure die dergelijke acties afhankelijk maakt van een voorafgaande rechterlijke machtiging, de vereiste snelheid haast per definitie ontbeert, zelfs bij toepassing van termijnen (zoals) in kort geding”.
Maar hier lijkt de decreetgever dan toch voorbij te gaan aan bepalingen van politie van de openbare weg en aan de bevoegdheid van de burgemeester om onmiddellijk maatregelen te nemen wanneer de openbare orde of de veiligheid in het gedrang komt.
Ik wil hier het debat over de werking van justitie niet openen, maar het lijkt mij toch een gevaarlijke gedachte om de rechterlijke controle af te schaffen omdat ze niet helemaal perfect verloopt en omdat procedures lang kunnen duren. Als men dat consequent doortrekt moet men gewoon dat verbod op eigenrichting afschaffen en drijft het recht van de sterkste terug naar boven…
Dat lijkt toch geen wenselijke situatie te zijn. Ik zou eerder aandringen om de nodige middelen te geven aan justitie om haar werk op een correcte manier te kunnen uitvoeren en de nodige dienstverlening aan de bevolking te kunnen garanderen.
Met het Decreet Gemeentewegen ziet Landelijk Vlaanderen dan ook drie beginselen op de helling komen te staan:
- De bescherming van het eigendomsrecht
- De rechtszekerheid
- Het onpartijdigheidsbeginsel en de scheiding der machten
Laat mij beginnen met het laatste.
Het stond onlangs weer in de krant: een fietsostrade kan niet worden aangelegd omdat één eigenaar dwarsligt; u kent ook de verhalen van de Noord-Zuid verbinding in Limburg, en die verhalen worden allemaal weggezet als het NIMBY – probleem: not in my backyard, en wat fietspaden betreft veelal: not in my frontyard…
Welnu, dat is het gevolg van onze democratische rechtsstaat. Het gaat er in wezen niet om wie of hoeveel mensen zich verzetten, wel dat de rechtbank een fout in de besluitvorming van de overheid vaststelt. Als de besluitvorming immers correct is verlopen, kan geen enkele correcte rechter een beslissing schorsen of vernietigen. De rechterlijke toetsing corrigeert de wet van de sterkste of de macht van het getal.
Hier is het omgekeerd.
Goed georganiseerde verenigingen, zoals de VZW Trage Wegen, nemen het voortouw om wandelclubs, groepen, recreanten, mountainbikers en andere gebruikers te helpen om zo snel en zo veel mogelijk wegen open te krijgen.
Men zal het ons vergeven dat we zo expliciet zijn, maar wij zien hierin een zekere propaganda in die de verhoudingen op scherp zet: wandelaars tegen eigenaar, waar de eigenaar die zijn eigendom wil beschermen, wordt weggezet als een crimineel of in het beste geval als een moeilijk karakter.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat eigenaars zich moeten gaan verantwoorden of zelfs moeten gaan schamen omdat ze hun eigendom beschermen?
Mogelijk bent u, dames en heren, helemaal zen en leidt u een spartaans of zo u wil stoïcijns bestaan, onthecht van wereldse verlangens, maar ik denk te mogen stellen dat dat niet de status is van de gemiddelde Vlaming. Stel, u heeft een mooie wagen, een horloge, een boek, een woning, een tuin… En een wildvreemde komt u op een mooie dag vertellen: die wagen, dat horloge, dat boek, die woning is op maandag tussen 8 en 9 ’s ochtends, op woensdag tussen 14u en 16u in de namiddag en op zaterdag tussen 19u en 23 u ook van mij….
Niet alleen van mij, maar van heel de buurt! En als u het daarmee niet eens bent, ga ik naar de gemeente en zal de gemeenteraad wel bepalen of die wagen, dat horloge, die woning, die tuin al dan niet ook van de hele buurt is…
Nu wil ik niet komen met platitudes over politici, maar ik denk toch te mogen zeggen dat één van de doelstellingen van een politicus is om te worden verkozen. Alleen degene met de meeste stemmen wordt verkozen (het is wat complexer dan dat, maar laat ons daar nu even van uitgaan). Voor wie denkt u dat die politicus, of die politici kiest? Voor die tien, vijftien, twintig, dertig buurtbewoners of voor die ene eigenaar? Ik moet daar toch geen tekeningetje bijmaken.
Dat is onze eerste kritiek, met name dat de decreetgever heel sterk de macht van het getal heeft doen spreken en de positie van de enkeling, de eigenaar in dit geval daarbij niet heeft ontzien. Als die enkeling de toegang tot de rechter wordt ontzegd en als de gemeenteraad zelf het laatste woord heeft in het geschil waarin ze zelf is betrokken, is dat volgens Landelijk Vlaanderen niet verenigbaar met het recht op toegang tot de rechter en ook strijdig met het onpartijdigheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Mogelijk heeft men het systeem gemodelleerd op dat van de omgevingsvergunning, waar het onderscheid tussen de reguliere procedure en de bijzondere procedure is afgeschaft en de gemeente nu ook bij het college van burgemeester en schepenen een vergunningsaanvraag indient. Achteraf kan men een beroep indienen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, zoals hier achteraf de mogelijkheid bestaat om beroep aan te tekenen bij de Raad van State. Men vergeet daarbij dan wel dat het verlenen van een vergunning altijd gebeurt onder voorbehoud van burgerlijke rechten en dat geschillen daarover ab initio behoren tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter en niet pas achteraf.
De tussenkomst van de rechter is precies onder meer een correctie op de wet van de sterkste en op de macht van het getal!
Als er echt een probleem is van openbare veiligheid, kon de burgemeester optreden zonder te oordelen over de grond van de zaak – die discussie kon dan achteraf gevoerd worden, hetzij bij de Raad van State hetzij bij de vrederechter hetzij bij de twee…
Ik citeer nog eens uit de parlementaire voorbereiding
“Gemeentewegen ontstaan alleen in gevolge een overheidsinitiatief.”
Maar dat wordt al onmiddellijk tegengesproken.
“Wel geldt dat eenieder de gemeenteraad bij verzoekschrift kan attenderen op het dertigjarige publieke gebruik van een grondstrook als doorgang gedurende de voorbije dertig jaar, wat bewezen moet worden met alle middelen van recht. Als de gemeenteraad een dertigjarig publiek gebruik vaststelt (op eigen initiatief of na verzoekschrift), dan belast hij het college met de opmaak van een rooilijnplan, en de vrijwaring en het beheer van de weg (waarop onmiddellijk een publieke erfdienstbaarheid van doorgang rust). Het publieke gebruik waarvan sprake is, moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn, maar het volstaat dat het publiek openlijk de weg gebruikt heeft en dat nog steeds doet. Die oplossing lijkt op het eerste gezicht in te gaan tegen het principe dat nietvoortdurende erfdienstbaarheden alleen door een titel gevestigd kunnen worden, maar vaste Cassatierechtspraak neemt aan dat de overgang ten gunste van een gemeente beschouwd moet worden als een bijzonder recht, waarop artikel 691 BW geen vat heeft”
Niet alleen is in het decreet niet opgenomen dat het gebruik duidelijk en ondubbelzinnig moet zijn, bovendien is men blijkbaar vergeten dat het Hof van Cassatie heel duidelijk vooropstelt dat artikel 2229 B.W. wel van toepassing is en dat een voortdurend en onafgebroken, ongestoord en openbaar niet dubbelzinnig bezit over een periode van 30 jaar moet worden aangetoond.
Volgens de nieuwe regeling mag aan het begin van de weg een groot bord staan Verboden Toegang, als dat verbod systematisch genegeerd is, is dat volgens de nieuwe regeling geen belemmering om er toch een openbare weg van te maken. Dat is voor ons werkelijk een brug te ver…
Niet alleen wordt deze kwestie ons inziens onterecht onttrokken van de bevoegdheid van de rechterlijke macht, ook worden de voorwaarden die al decennia gelden en die evident zijn, uitgehold tot een quasi oncontroleerbaar criterium …
Met alle respect, maar de decreetgever is hier werkelijk plat op de buik gegaan voor de recreant…
Dan het tweede: het rechtszekerheidsbeginsel, en daaraan gekoppeld het gezag van gewijsde van een rechterlijke uitspraak. Als er in het verleden geschillen zijn beslecht door de rechtbank, hetzij in het voordeel van de eigenaar, hetzij in het voordeel van de gemeente, dan geniet een dergelijke uitspraak gezag van gewijsde. Dat betekent dat een dergelijk vonnis de partijen bindt. De partijen moeten de uitspraak aanvaarden en ze moeten er zich naar gedragen. Men kan rechtsmiddelen aanwenden, maar als die zijn uitgeput is het verhaal voorbij. De waarheid is bepaald door de rechter en een andere is er niet.
Welnu, in artikel 14 §2 wordt de bevoegdheid van de gemeenteraad in het leven geroepen om opnieuw te oordelen over een verzoek tot opheffing waarbij het bewijs van een dertig jarig niet gebruik door het publiek kan worden geleverd door een rechterlijke uitspraak… Als de rechter al heeft geoordeeld dat de weg is verjaard, kan de gemeenteraad niet nog eens oordelen op basis van die uitspraak. Dat is een aanfluiting van het rechtszekerheidsbeginsel en van het gezag van gewijsde en dus ook onrechtstreeks van de scheiding der machten… Over zaken waarover beslist is, kan de gemeente – die meestal partij was in het geschil voor de rechter – uiteraard niet opnieuw oordelen.
Tot slot het eigendomsrecht.
Als een gemeenteweg kan bestaan op een eigendom van een private eigenaar, en dat lijkt toch een uitgangspunt van het decreet te zijn, en als een gemeenteweg door de gemeenteraad kan worden gecreëerd en als wordt voorzien dat onteigening mogelijk is voor elke verwerving van onroerende goederen die noodzakelijk is voor de realisatie van een gemeenteweg, – wetende dat bij onteigening een onafhankelijke rechter zal oordelen over de onteigeningsvoorwaarden en over de onteigeningsvergoeding, kan je niet anders dan besluiten dat onteigening gewoon overbodig wordt gemaakt: het zal nooit noodzakelijk zijn om te onteigenen…
Bovendien is het toch echt verregaand als bepaald wordt dat de vergoeding voor waardevermindering of voor waardevermeerdering wordt bepaald door een expert aangesteld door de gemeente en bij betwisting door een college van experten. Ook hier wordt volgens Landelijk Vlaanderen artikel 144 van de Grondwet geschonden.
Wij menen dat onze kritiek niet vergezocht is. We menen dat we ook vandaag nog anno 2019 mogen steunen op de grondwet van 1831.
Op dit ogenblik is ons enig middel voor rechttrekking om een procedure te starten bij het Grondwettelijk Hof. De opdracht hiertoe is door onze algemene vergadering en raad van bestuur gegeven aan onze raadsmensen. En wij zullen daarin niet de enige zijn vermoed ik. We vinden ook dat we bij de totstandkoming van het decreet echt in snelheid zijn gepakt: het voorstel is niet besproken in de Vlaamse Regering, noch voorgelegd aan de Strategische Adviesraden noch aan de Raad van State, noch echt gedebatteerd in de Commissie van het Vlaams Parlement terwijl er in wezen toch van urgentie absoluut geen sprake was of is.
Naast die punten zijn er nog een aantal artikels die Landelijk Vlaanderen niet goedkeurt zoals onnauwkeurige concepten, de eenzijdige criteria die de gemeente moet hanteren in haar beslissingen, de mogelijkheid tot overdracht van het beheer van de weg aan derden…
Maar de VZW Landelijk Vlaanderen is en blijft constructief. Wij reiken de hand uit naar de Vlaamse Decreetgever om het Decreet Gemeentewegen te herdenken, er de pijnpunten uit te halen en het opnieuw te configureren – rekening houdend met de principes van de scheiding der machten, de rechtszekerheid en het eigendomsrecht.
We zijn ons ervan bewust dat het een moeilijke oefening zal worden. Het vertrekpunt vandaag eind 2019 is immers onvergelijkbaar met het eventuele vertrekpunt augustus 2019. Er is intussen een regelgeving die zeer veel voordelen inhoudt voor de recreant, en ook voor de VZW Trage Wegen (u vindt het niet erg dat we de dingen bij naam noemen). Dat maakt dat de uitgangspositie uit evenwicht is. Het is veel moeilijker om terug te nemen wat men al gegeven heeft, zeker als men in heel Vlaanderen al heeft verkondigd welke perspectieven die nieuwe regelgeving wel niet biedt…
Nochtans hopen wij oprecht dat we op zeer korte termijn rond de tafel kunnen gaan met als heel duidelijke missie van alle betrokken partners om op zijn minst een paar artikels van deze tekst te herschrijven om die trouw te houden aan onze grondrechten en aan de beginselen van behoorlijk bestuur.
Bij elke nieuwe wet denkt de wetgever dat hij het probleem heeft opgelost, maar in 99% van de gevallen blijkt dat niet zo te zijn, of worden minstens nieuwe problemen gecreëerd en dit al gewoon omdat men overhaaste beslissingen neemt zonder evenwichtig overleg. In elk geval, het idee dat er geen procedures meer zullen worden gevoerd, is een fictie. De belangen zijn gewoon te groot.
Indien u dezelfde mening dan ons bent aangedaan en ons wenst te steunen zal u eerstdaags via onze website www.landelijk.vlaanderen en nieuwsbrief meer informatie kunnen vinden.
Ik dank u voor uw aandacht en ik hoop u volgend jaar weer te zien op een studiedag over het Decreet Gemeentewegen 2.0″