Het ANB schrijft op zijn website: ‘ANB zal naar de toekomst het instrument ‘eigen aankoop’ blijvend inzetten in functie van de schaalgrootte, de omvang van het project, van de complexiteit, van het verzekeren van het algemene belang, van het handhaven van bijzondere waarden, van internationale verplichtingen.

Vanuit beleidsbeslissingen uit het verleden, bekrachtigd in opeenvolgende MINA-plannen, worden de jaarlijkse verwervingsdoelen als volgt vertaald: 2.000 ha per jaar, onderverdeeld in 1.000 ha natuurgebied en 1.000 ha bos of te bebossen grond. Dit cijfer wordt bovendien aangevuld met het streefcijfer van 1.000 ha die jaarlijks door de terreinbeherende verenigingen – met steun van de Vlaamse overheid – moeten worden verworven.

Het verwerven gebeurt op basis van ruimtelijke oefeningen die leiden tot het afbakenen van projectgebieden, perimeters of zoekzones. Vanuit het verleden zijn die ontwikkeld vanuit het oogpunt ‘natuur’ of vanuit het oogpunt ‘bos’. Binnen het Agentschap loopt op dit ogenblik een oefening om op korte termijn die aankoopzones te actualiseren en om te vormen tot geïntegreerde ANB-aankoopzones.

Op middellange termijn bereidt ANB een vernieuwde ruimtelijke beleidsvisie voor waarin zal worden vastgelegd welke terreinen – hoeveel, waar, en van welk type – ANB in eigendom of beheer moet hebben om de organisatiedoelen te realiseren. Het gevoerde aankoopbeleid zal aan die vernieuwde beleidsvisie worden getoetst en aangepast.’

De feitelijke aankopen van natuurgebieden door het ANB bedragen gemiddeld 600 ha/jaar en die door de terreinbeherende verenigingen 800 ha/jaar, naast de 560 ha gemiddelde aankopen voor bos door het ANB (zie punt 270).

Standpunt Landelijk Vlaanderen: In afwachting van de nieuwe visie, is de lopende aankooppolitiek tamelijk vaag, weinig transparant en niet controleerbaar ten minste voor derden. Het gaat meestal om bestaand bos, dus zonder uitgesproken toegevoegde waarde. Voor natuur is aankoop enkel gerechtvaardigd voor gevallen van ‘intensief ’ natuurbeheer, waar de kennis en de mogelijkheden van de privébeheerders niet volstaan. Voor de rest kunnen uitgebreide bosen privé natuurbeheerplannen meestal een goede oplossing zijn.

Duidelijkere criteria en prioriteiten voor de openbare aankopen zouden gehanteerd en gepubliceerd moeten worden, evenals de projectgebieden, de zoekzones en de statistieken betreffende de verwezenlijkte aankopen. De overheid en de terreinbeherende verenigingen zouden ook terreinen moeten kunnen verkopen of ruilen als ze niet overeenkomen met hun prioritaire doelstellingen om op die manier middelen te genereren en een coherenter gebiedsgericht beheer te kunnen voeren.

Vraag is ook of een beslissing over het uitoefenen van het voorkooprecht (en meer algemeen alle aankopen) een beheersbeslissing is in het kader van het beheer van de bestaande overheidsdomeinen of eerder een beleidsbeslissing met een afweging tussen de voordelen van het beheer door de overheid en die van het privébeheer.

Er kan ook opgemerkt worden dat aankopen door de overheid voor haar een verlies van fiscale inkomsten vanuit de privésector betekent door het verlies van aangiften in de personenbelasting, van onroerende voorheffing en van registratierechten bij overdracht en successies.