Bij een compenserende bebossing wordt bij het compensatievoorstel een beplantingsplan van de voorgestelde kadastrale percelen gevoegd en deze bebossing moet als bos behouden worden voor een periode van ten minste 25 jaar vanaf de datum van de aanplanting.

De compensatie wordt als volgt berekend: ‘De grootte van de gelijkwaardige bebossing is gelijk aan de oppervlakte van de ontbossing vermenigvuldigd met de compensatiefactor.’

  • Compensatie factor 2: inheems loofbos, waarvan het grondvlak bestaat uit minstens 80% inheems loofhout.
  • Compensatiefactor 1,5: gemengd bos, waarvan het grondvlak van inheems loofhout tussen 20 en 80% ligt.
  • Compensatiefactor 1: niet inheems loofhout en/of naaldbos waarvan het grondvlak uit minstens 80% niet inheems loofhout, naaldhout of een menging hiervan, bestaat. Bestanden die uit minstens 75% cultuurpopulier bestaan als hoofdboomsoort, vallen in de klasse niet inheems loofbos.

Het grondvlak is de som van de gezamenlijke oppervlakte van de bomen op een perceel, gemeten op 1,5 m hoogte en uitgedrukt in m² per ha.

Bij verkavelingen wordt de compensatieplicht gelegd bij de verkavelaar, samen met de aanvraag van de verkavelingsvergunning. Bij een compenserende bebossing zijn alle vergunningen en regels voor bebossing van toepassing en deze moet binnen een periode van twee jaar na de vergunning uitgevoerd zijn.