Om de biodiversiteit in de toekomst de noodzakelijke kansen te geven, is op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijnen, een netwerk van Europees beschermde gebieden aangeduid: het Natura 2000-netwerk. In Vlaanderen zijn 62 Natura 2000-gebieden aangeduid, ook speciale beschermingszones (SBZ’ s) genoemd. Deze gebieden zijn belangrijk om kansen te geven aan soorten en habitats die overal in Europa bedreigd en/of kwetsbaar of zeldzaam zijn. België heeft de verplichting om, voor elk Natura 2000-gebied, instandhoudingmaatregelen te nemen om een gunstige staat van instandhouding te bereiken voor de Europees te beschermen habitats en soorten. Er is voor gekozen om de instandhoudingdoelstellingen op te maken in overleg met de belangengroepen.

In de rapporten per SBZ worden uitspraken gedaan over de na te streven oppervlakte en kwaliteit van habitats en (leefgebieden van) populaties van soorten. Bv. welke oppervlakte heidehabitat en hoeveel broedparen roerdomp worden nagestreefd binnen een bepaald Natura 2000-gebied. Op basis van die doelstellingen, per SBZ, moeten in de toekomst de nodige instandhoudingmaatregelen genomen worden.

 

De rapporten onderzoeken de volgende vragen:

Over welk gebied gaat het?
Wie is actief in het gebied?
Voor welke Europese natuur is dit gebied belangrijk?

Volgende principes worden gehanteerd:

  • Instandhoudingsdoelstellingen worden, in eerste instantie, gerealiseerd door kwaliteitsverbetering. Effectieve uitbreiding en/of omvorming van de habitats, waarbij Europese natuurtypen worden gerealiseerd op plaatsen die momenteel geen of nauwelijks natuurwaarden kennen, worden toegepast indien de doelen niet bereikt kunnen worden door kwaliteitsverbetering.
  • Versterking van natuurwaarden vindt in eerste instantie plaats aansluitend op bestaande kernen met natuurwaarden en op de geschikte locatie met potenties. Hierdoor wordt op de meest efficiënte manier een bepaald minimumareaal bereikt waardoor het natuurbeheer het meest kostenefficiënt georganiseerd wordt.
  • Het realiseren van de doelen voor de Europees te beschermen habitats en soorten wordt zoveel mogelijk ruimtelijk gecombineerd en gerealiseerd op locaties, waarbij het kleinste ruimtebeslag nodig is (= principe van zuinig ruimtegebruik en optimale ruimtelijke allocatie).
  • Er wordt actief gezocht naar samenwerking met alle partners voor het realiseren van de doelen.

 

Voor elk van de natuurclusters worden het natuurbelang, de aandachtspunten en de belangrijkste doelen onderzocht. De clusters zijn o.a. bronbeken en valleigebieden, heidelandschap, graslanden en ruigtes, vijvers en moerassen, waterlopen, KLE landschappen, bossen, …

 

Welke inspanningen zijn noodzakelijk voor het realiseren van de doelen?

Voor de verschillende voorkomende habitats en soorten zijn doelen geformuleerd. Voor een aantal doelstellingen zijn bijkomende inspanningen noodzakelijk. De inspanningen kunnen onafhankelijk van elkaar worden uitgevoerd. Niet alle inspanningen zijn op dezelfde termijn realiseerbaar. De realiseerbaarheid hangt onder andere af van de kostprijs van de inspanningen, de maatschappelijke context en de technische kennis. Het uitvoeren van inspanningen of acties zullen niet alle knelpunten in het gebied oplossen en niet alle doelen weten te bewerkstelligen. De hieronder opgelijste acties zijn voorbeelden van mogelijke prioritaire inspanningen:

  • kwaliteitsverbeterende maatregelen om soortenrijke oude boskernen verder te versterken, uitbreiding van habitat door omvorming van naaldhout- en populierenaanplantingen. In privébossen kan het door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer;
  • bosuitbreiding;
  • uitbreiding van permanente graslanden;
  • werken aan de waterhuishouding – meanderende beken – en verbetering van de kwaliteit van het water kunnen gerealiseerd worden door het ANB in samenwerking met de VMM, gemeenten en particulieren;
  • bufferzones in het valleilandschap kunnen gerealiseerd worden in samenwerking met de
  • landbouwers (o.a. via beheersovereenkomsten) en het Regionaal Landschap;
  • herstellen bocagelandschap;
  • versterken van het netwerk van kleine landschapselementen dat kan gerealiseerd worden in samenwerking met de landbouwers (o.a. via beheersovereenkomsten) en het Regionaal Landschap.

 

Wat zijn de mogelijke maatschappelijke gevolgen van de natuurdoelen?

Voor het bereiken van de doelstellingen zijn actieve inspanningen noodzakelijk. Daarnaast kunnen de natuurdoelen ook interacties hebben met het gebruik binnen en buiten het gebied en de vergunningsplichtige activiteiten die kunnen plaatsvinden in of aanpalend aan het gebied.

 

Mogelijke interacties met het gebruik van het gebied:

Habitat- en Vogelrichtlijngebieden zijn geen zuivere natuurgebieden. Vaak worden ze door de mens gebruikt om te wonen, te werken of te recreëren. Afhankelijk van het type en de intensiteit van het menselijk gebruik zijn verschillende combinaties met de ontwikkeling van natuurwaarden mogelijk. Het is logisch dat op terreinen gebruikt door harde sectoren, zoals bv. woon- of industriegebied, minder mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van natuurwaarden. Landbouwgebruik vormt een belangrijk deel van een SBZ en landbouw zal gevolgen voelen bv. bij bosuitbreidingen.

Bijkomend is voor ontwikkeling van (grond)waterafhankelijke habitats plaatselijk een herstel noodzakelijk van een meer natuurlijke hydrologie.

Ook de privé boseigenaars zullen gestimuleerd worden om bij te dragen tot het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen, meer bepaald in verband met bosomvorming en verbetering van de habitatkwaliteit.

Jacht blijft toegelaten in SBZ-gebieden als algemene maatregelen. Enkel specifieke maatregelen bij de implementatie zouden beperkingen kunnen opleggen in bijzondere gevallen.

 

Mogelijke interacties met het landgebruik buiten het gebied:

Voor wat betreft het extern gebruik vormt de instroom van nutriënten (eutrofiëring) en de versnippering een belangrijk aandachtspunt voor een SBZ. Jacht blijft in principe toegelaten.

 

Mogelijke interacties met vergunningsplichtige activiteiten:

Voor een SBZ geldt, voor elke vergunningspichtige activiteit, de verplichting om na te gaan of een passende beoordeling nodig is. Een passende beoordeling is nodig wanneer de activiteit betekenisvolle gevolgen kan hebben voor de staat van instandhouding van een te beschermen habitat of soort (dus ook als de activiteit buiten de SBZ plaats heeft). De instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied creëren het kader voor de vergunningaanvrager en de vergunningverlener.

Alleen wat in een definitief goedgekeurd S-IHD-besluit is opgenomen, is bindend. De onderliggende S-IHD-rapporten zijn informatief. De S-IHD-besluiten worden pas bindend nadat alle S-IHD-besluiten zijn goedgekeurd.